Weigeraanpak heeft deels effect, maar ook andere factoren spelen rol

Sommige verdachten van een (ernstig) strafbaar feit weigeren om mee te werken aan een gedragskundig onderzoek. Deze evaluatie van de aanpak van deze weigeraars laat zien dat deze deels werkt. De weigeraanpak draagt bij aan het terugdringen van het aantal weigeraars, de toename van de informatie over de psychische gesteldheid van de verdachte en het makkelijker kunnen opleggen van een passende straf en/of maatregel door de rechter, zoals een tbs-maatregel. Echter, ook andere factoren, zoals een pilot-project in het Pieter Baan Centrum, hebben daaraan bijgedragen. Of de weigeraanpak helpt bij het vergroten van de veiligheid van de maatschappij (één van de doelstellingen van de aanpak) is nu nog niet te bepalen.

Sommige verdachten van een (ernstig) strafbaar feit krijgen een gedragskundig onderzoek om te bepalen of er behandeling moet plaatsvinden in justitieel kader. Sommige verdachten weigeren om daaraan mee te werken. Zij worden ook wel weigeraars genoemd*. Weigering kan ertoe leiden dat de verdachte geen verplichte zorg wordt opgelegd, terwijl dit wel nodig is om de kans op recidive te verminderen en de veiligheid van de maatschappij te vergroten. Om de weigerproblematiek terug te dringen is een weigeraanpak ingezet. Deze is nu door het WODC geëvalueerd.

Minder weigeraars in PBC

Het aantal weigeraars in het Pieter Baan Centrum (PBC) is sinds het ingaan van de weigeraanpak gedaald. Naast de weigeraanpak was in de onderzoeksperiode ook sprake van een pilot in het PBC, waarin de weigerende verdachten op een speciale afdeling zijn geplaatst om het observatieproces te optimaliseren (pilot Unit 3). Nader onderzoek laat zien dat noch enkel de weigeraanpak, noch enkel de pilot Unit 3 hebben geresulteerd in de daling van het aantal weigeraars in het PBC. De resultaten laten zien dat het gecombineerde effect van de weigeraanpak en de pilot Unit 3 wel samenhangt met de daling in het aantal weigeraars. Daarmee heeft de weigeraanpak hieraan bijgedragen, maar dit is niet de enige factor.

Meer informatie, vaker TBS

De weigeraanpak heeft er ook aan bijgedragen dat er in het PBC meer informatie is verzameld over de psychische gesteldheid van de verdachte. Dan gaat het bijvoorbeeld over mogelijke stoornissen (hypothesen), uitgebrachte behandeladviezen en (in mindere mate) over de mate van toerekeningsvatbaarheid. Daarnaast blijkt dat rechters na de weigeraanpak veel vaker een tbs-maatregel opleggen aan weigerende verdachten uit het PBC. In gemiddeld 43% van deze zaken in 2020-2021 is een tbs-maatregel opgelegd, terwijl in 2015-2016 in 21% van deze zaken een tbs-maatregel is opgelegd. Ook hier speelt de pilot Unit 3 een rol en is er na de pilot vaker een tbs-maatregel opgelegd dan daarvoor. Deze resultaten suggereren dat de toename in het aantal opleggingen van de tbs-maatregel ten minste deels door de weigeraanpak komt.

Vergroting veiligheid maatschappij nog niet vast te stellen

Het aantal weigerende verdachten is gedaald, maar er kan nog niet worden bepaald hoe hoog de recidive gaat zijn van deze groep. Een betrouwbare analyse van de recidivecijfers na de weigeraanpak duurt nog ten minste zeven jaar (2031). Pas op dat moment en mogelijk later, hebben voldoende weigerende verdachten die na de implementatie van de huidige weigeraanpak zijn geobserveerd hun sancties zoals gevangenisstraf en/of tbs-maatregel afgerond en bevinden zij zich weer in de maatschappij.

Twee onderdelen nauwelijks ingezet

Twee andere onderdelen uit de weigeraanpak zijn nauwelijks ingezet. De effectiviteit van deze onderdelen kon daarmee niet worden bepaald. Dit zijn de ‘Regeling weigerende observandi’, waarmee het onder bepaalde omstandigheden en met de nodige waarborgen mogelijk is geworden om medische informatie over de weigeraars opgenomen in het PBC te gebruiken voor het gedragskundige rapport. Deze is slechts in één zaak ingezet. Het tweede onderdeel is het verlengen van de observatietermijn, dat betekent dat de maximale opnameduur van 7 weken in het PBC nu met nog eens maximaal 7 weken mag worden verlengd. Deze is bij 1% van de weigeraars gebruikt.

Aanbevelingen

In het rapport worden enkele aanbevelingen voor de aanpak van de weigerproblematiek gegeven:

  • Rapporteurs wordt aanbevolen zoveel mogelijk informatie over weigerende verdachten op te schrijven. Denk aan hypothesen over stoornissen, maar ook andere informatie over de stoornis en de relatie met het gepleegde delict. Die informatie helpt de rechter bij het vaststellen van de stoornis in juridische zin.
  • Behoud de mentaliteitsverandering (na pilot) van de onderzoekers in het PBC ten opzichte van de weigerende verdachten.
  • Behoud de expertise van rechters, zodat zij op de hoogte blijven van het feit dat het juridisch vaststellen van de stoornis een andere exercitie betreft dan het gedragskundige vaststellen daarvan en alle beschikbare informatie voor het opleggen van een tbs-maatregel of een andere behandelverplichting kunnen gebruiken.
  • De Regeling weigerende observandi is niet vaak gebruikt. Dat geldt ook voor de mogelijkheid tot het verlengen van de observatietermijn. De onderzoekers raden verder onderzoek aan naar de geringe inzet van deze onderdelen van de weigeraanpak.