Toegevoegde waarde van de sirene is beperkt
Binnen het geheel aan crisiscommunicatiemiddelen is de toegevoegde waarde van het Waarschuwings- en Alarmeringssysteem (WAS), beter bekend als de sirene, beperkt. In de periode vanaf 2019 tot en met juni 2021 is de sirene één keer ingezet en de groep mensen die alleen met de sirene wordt bereikt, is eveneens beperkt. Daarnaast weten veel mensen niet direct wat ze moeten doen als de sirene gaat. Dat maakt dat de sirene in de praktijk een beperkte toegevoegde waarde heeft, zo blijkt uit onderzoek dat Cebeon in opdracht van het WODC heeft gedaan.
Op dit moment kunnen twee landelijke systemen worden ingezet in het geval van een (dreigende) ramp of crisis: de sirene en NL-Alert. Daarnaast heeft de lokale/regionale overheid nog andere crisiscommunicatiemiddelen tot haar beschikking, zoals lokale/regionale rampenzenders op radio en tv, het publieksinformatienummer 0800–1351, Crisis.nl, eigen websites, sociale media en/of geluidswagens.
De drempel om tot inzet van de sirene over te gaan, blijkt in de praktijk hoog. In veel gevallen is er bij incidenten geen sprake van een direct levensbedreigende situatie, maar van een verhoogd gezondheidsrisico. Om die reden ziet de lokale/regionale overheid de inzet van de sirene als een (te) zwaar middel om de bevolking te alarmeren. Men wil geen paniek veroorzaken en geen afbreuk doen aan de ernst van het laten afgaan van sirenes. Er ontstaat een vicieuze cirkel waarin de drempel tot inzetten van de sirene steeds hoger komt te liggen, omdat het niet wordt ingezet.
In het rapport wordt een economische kosten/baten-afweging gemaakt die kan helpen om te komen tot een beslissing over het al dan niet behouden van de sirene. In de beslissing weegt echter ook een maatschappelijke component mee: welk pakket aan crisiscommunicatiemiddelen de overheid ter beschikking wil stellen om zoveel mogelijk groepen inwoners bereiken.