Informatie COA sluit deels aan bij behoeften, maar verbeteringen volgens asielzoekers mogelijk
Bij aankomst krijgen asielzoekers informatie over verschillende onderwerpen die relevant zijn voor het leven in en rondom een asielzoekerscentrum. Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) faciliteert deze informatieoverdracht via het programma Wonen en leven op de COA-locatie (WLCL). In 2019 evalueerde het COA het programma op basis van gesprekken met COA-medewerkers, maar het perspectief van de asielzoekers zelf ontbrak hierin. Daarom onderzochten Regioplan en de Universiteit Utrecht op verzoek van het COA en in opdracht van het WODC hoe asielzoekers de informatieoverdracht vanuit het COA ervaren. De asielzoekers met wie is gesproken zijn redelijk tevreden over de inhoud en de timing van de informatie, maar noemen ook verschillende punten waarop verbetering in de informatieoverdracht mogelijk is.
Het onderzoek bestond uit interviews met asielzoekers, deskundigen en COA-medewerkers. Ook is er een focusgroep gehouden met experts uit de wetenschap en praktijk van interculturele communicatie.
Eerste informatie goed ontvangen
In de eerste periode na aankomst ontvangen asielzoekers informatie over het wonen op en rondom een COA-locatie. Hierbij komen thema’s aan bod die volgens het COA belangrijk zijn en waar alle asielzoekers kennis van moeten nemen. De respondenten zijn over het algemeen redelijk positief over de onderwerpen die aan bod komen, zoals veiligheid en zelfredzaamheid. Die informatie sluit daarmee aan bij de eerste, primaire informatiebehoeften van asielzoekers.
Asielzoekers missen interactie
Voor het delen van algemene informatie geven asielzoekers de voorkeur aan groepsbijeenkomsten. Zij zien dit als een goede manier om ervaringen uit de wisselen en om andere bewoners te leren kennen. Wel vinden zij het belangrijk dat er ruimte is voor interactie en individuele voorlichting, wat volgens de respondenten op dit moment te weinig gebeurt. Het COA blijkt voornamelijk informatie te zenden en weinig zicht te hebben of de asielzoekers de aangeboden informatie daadwerkelijk begrijpen en accepteren. Toen de informatievoorziening als gevolg van de coronamaatregelen voornamelijk online werd georganiseerd, kreeg de informatieoverdracht nog meer het karakter van zenden.
Problematische informatieoverdracht zonder Engelse taal
Voor de asielzoekers die Engels spreken verloopt de communicatie met COA-medewerkers over het algemeen goed. Voor asielzoekers met een lage opleiding die deze taal niet spreken, is de informatieoverdracht (vaak) problematisch. Voor algemene gesprekken en vragen over het leven op het asielzoekerscentrum geven zij de voorkeur aan een medebewoner die voor hen vertaalt. Ze voelen zich op hun gemak bij iemand die ze kennen en die de situatie kent. Bij gesprekken met een meer persoonlijk karakter ontvangen de respondenten het liefst ondersteuning van een professionele tolk.
Verbetering door specifiekere informatieoverdracht
Het COA kan de informatieoverdracht verder verbeteren door de informatie beter af te stemmen op specifieke groepen (laaggeletterden, asielzoekers met kinderen) en op specifieke locaties. En door aandacht te hebben voor het ‘landen’ van de informatie (herhaling, meer interactie), aanvullende digitale middelen te gebruiken (waaronder sociale media), het verruimen van de openingstijden van de balies en het inzetten van bewoners als informele tolken. Ook concluderen de onderzoekers dat het belangrijk is dat medewerkers voldoende tijd hebben om een vertrouwensband op te bouwen en de ruimte krijgen om op verschillende momenten informatie te herhalen en te checken of de asielzoekers informatie goed begrijpen.