Regeling voor draagmoederschap is hard nodig, maar wetsvoorstel biedt nog onvoldoende bescherming

Naar schatting worden er in Nederland jaarlijks tussen de 30 en 50 kinderen geboren met hulp van een draagmoeder. De wensouders en de draagmoeders zijn over het algemeen tevreden over het traject. De knelpunten die zij ervaren, hebben vooral te maken met het gebrek aan een wettelijke regeling voor draagmoederschapsconstructies. Die knelpunten worden met het wetsvoorstel Kind, draagmoederschap en afstamming deels opgelost, maar het voorstel kent ook aandachtspunten. Bijvoorbeeld het toezicht op de internationale draagmoederschapstrajecten en het recht van kinderen om hun ontstaansgeschiedenis te kunnen achterhalen. Dat blijkt uit onderzoek van de Universiteit Leiden, in opdracht van het WODC.

Over de periode 2017 – 2022 zijn 165 unieke zaken bekend bij de Raad voor de Kinderbescherming en/of de rechtbanken waarin een kind met hulp van een draagmoeder is geboren. Het aantal zaken is in de loop van deze periode toegenomen.

Deze 165 zaken zijn waarschijnlijk een onderschatting. Zo is het mogelijk dat er zaken niet goed geregistreerd zijn. Daarnaast is het aannemelijk dat een deel van de trajecten zich buiten het zicht van de instanties afspeelt. Bijvoorbeeld wanneer een aangifte wordt gedaan van een geboorte in het buitenland, waarbij niet wordt verteld dat het kind is geboren via draagmoederschap. De onderzoekers schatten dat er per jaar tussen de 30-50 Nederlandse kinderen worden geboren met hulp van een draagmoeder.

Langdurige en ingewikkelde juridische routes ouderschap

Over het algemeen lijken draagmoederschapstrajecten positief te verlopen voor zowel wensouders als draagmoeders. Zij ervaren vooral de overdracht van het juridisch ouderschap en gezag van draagmoeder naar wensouders als een ingewikkeld en langdurig proces. Dat komt door het gebrek aan een wettelijke regeling. Zeker in de eerste periode na de geboorte levert dat onzekerheid en stress op, omdat de juridische verantwoordelijkheid over het kind niet meteen bij de wensouders ligt die het kind dan wel al opvoeden. Dat kan grote gevolgen hebben, bijvoorbeeld wanneer er in de eerste periode medische beslissingen moeten worden genomen. Daarnaast komen praktische problemen voor, zoals bij de aanvraag van een paspoort of het regelen van kinderbijslag en zorgverlof. Ook blijken gemeenten en rechtbanken niet uniform te handelen in de draagmoederschapstrajecten waarbij het kind in het buitenland wordt geboren. Zo staat de ene gemeente wel toe dat het ongeboren kind al tijdens de zwangerschap wordt erkend en de andere gemeente niet. Ook vragen niet alle rechtbanken de ouders om een DNA-onderzoek te laten zien als bewijs van de genetische verwantschap.

Meer aandacht nodig voor toezicht op de praktijk

Het plan om tot een wettelijke regeling te komen voor draagmoederschap wordt positief ontvangen door draagmoeders, wensouders en professionals. Toch zijn er ook zorgen over dat voorstel. Vooral over het toezicht op wat er in de praktijk precies gebeurt. Bijvoorbeeld als het gaat om de maximale vergoeding die wensouders aan een draagmoeder betalen. Momenteel lijken alleen de medewerkers van de Raad voor de Kinderbescherming enig zicht te hebben op deze vergoedingen. Maar in het wetsvoorstel wordt hun rol geschrapt. Bovendien geldt de maximale vergoeding niet voor buitenlandse trajecten. En in die trajecten wordt ook geen controle vereist dat de draagmoeder vrijwillig heeft ingestemd met het traject. Als aan de basisvoorwaarden is voldaan, kan het kind worden geregistreerd bij de gemeente, zonder dat de Nederlandse rechter zich nog moet buigen over her traject. Juist omdat het wetsvoorstel de buitenlandse route vergemakkelijkt, is meer toezicht nodig om misstanden, zoals uitbuiting of kinderkoop, te voorkomen.

Een ander zorgpunt is de bescherming van de belangen van de draagmoeder. Volgens het wetsvoorstel toetst de rechter nationale draagmoederschapstrajecten voorafgaand aan de zwangerschap. De vraag is of dat voldoende waarborgen biedt. Conflicten zullen vaak pas tijdens of na de zwangerschap ontstaan. Denk aan meningsverschillen tussen draagmoeder en wensouders over het afbreken van een zwangerschap wanneer een echo afwijkingen laat zien. Ook verlopen trajecten niet altijd zoals partijen van tevoren verwachten. Zo kwam in de studie een situatie naar voren waarin de draagmoeder per ongeluk zwanger raakte van haar eigen echtgenoot, maar het kind desondanks toch aan de wensouders wilde afstaan.

Ook zijn er zorgen of het recht van kinderen op afstammingsinformatie voldoende is gewaarborgd. In Nederlandse klinieken is het gebruik van anonieme zaad- of eicellen verboden. Toch sluit dat niet uit dat in draagmoederschapstrajecten gebruikgemaakt wordt van anonieme donoren. In dit onderzoek bleken meerdere draagmoeders naar het buitenland te zijn gereisd om de zwangerschap via een anonieme donor tot stand te brengen. Deze kinderen kunnen daarmee niet hun ontstaansgeschiedenis achterhalen.

De onderzoeken naar misstanden in de interlandelijke adoptie hebben eerder laten zien hoe schrijnend situaties kunnen zijn als het misgaat. Een effectieve regeling voor draagmoederschap en voldoende toezicht op de uitvoering daarvan is daarom belangrijk. Ook met het oog op de maatschappelijke acceptatie van draagmoederschap.

In 2016 adviseerde de Staatscommissie Herijking ouderschap de regering om te komen tot een wettelijke regeling voor de verschillende draagmoederschapsconstructies. Die aanbeveling is in 2019 door het kabinet overgenomen. In 2020 werd een conceptwetsvoorstel Kind, draagmoederschap en afstamming in consultatie gebracht, dat op 4 juli 2023 is ingediend bij de Tweede Kamer. In het advies bij dit wetsvoorstel concludeert de Raad van State onder meer dat betrouwbare gegevens over de aard en omvang van draagmoederschapsconstructies in Nederland ontbreken. Daardoor blijft het onduidelijk welke juridische en maatschappelijke problemen zich precies manifesteren in de praktijk. Inzicht hierin is noodzakelijk om de verschillende afwegingen die moeten worden gemaakt bij het vaststellen van een wettelijke regeling goed te kunnen maken. Dit onderzoek draagt bij aan dat inzicht.