Meer hulp nodig na gedwongen uithuisplaatsing en terugplaatsing kinderen

Hoeveel kinderen gaan na een gedwongen uithuisplaatsing weer terug bij hun ouders wonen en hoe wordt gewerkt aan deze terugplaatsing? Universiteit Leiden onderzocht dit in opdracht van het WODC. Bestudering van honderden dossiers laat zien dat kinderen vaak via een spoedmachtiging uit huis worden geplaatst en dat ongeveer 4 van de 10 kinderen worden teruggeplaatst. Maar ook dat 1 op de 4 kinderen na een terugplaatsing opnieuw uit huis wordt geplaatst. Om het proces van terugplaatsing beter te laten verlopen, is meer gerichte hulp aan ouders nodig, zowel tijdens de uithuisplaatsing als na de terugplaatsing. Daarnaast kunnen zaken als contact tussen ouder en kind tijdens uithuisplaatsing en de werkwijze van de instelling die de uithuis- en terugplaatsing uitvoert, beter worden vastgelegd. En het is nodig om ouders en jongeren beter te informeren over het proces.

In de afgelopen jaren zijn herhaaldelijk zorgen geuit over het proces van terugplaatsing van een kind bij de ouders na een door de kinderrechter uitgesproken uithuisplaatsing. Een uithuisplaatsing heeft zeer grote impact op ouders en kinderen en is van grote invloed op hun toekomst. In een ingewikkeld jeugdbeschermingsstelsel met beperkte capaciteit proberen professionals zorgvuldig beslissingen te nemen en daarover te communiceren. Desondanks voelen ouders zich niet altijd gehoord en ervaren zij soms groot onrecht. Dit onderzoek laat opnieuw zien dat er rondom uithuisplaatsingen veel gezichtspunten en belangen zijn. De belangen van het kind zouden daarbij voorop moeten staan. De aanbevelingen uit dit rapport onderstrepen dat.

Welke kinderen hebben kleinere kans op terugplaatsing?

Uit onderzoek naar 456 dossiers van gedwongen uithuisplaatsingen van kinderen in 2018 blijkt dat 39% van hen in de periode tot eind 2023 is teruggeplaatst. Opvallend is het hoge aantal door de rechter verleende spoedmachtigingen uithuisplaatsing als start van de plaatsing in een pleeggezin, gezinshuis, residentiële instelling of crisisgroep (ruim 4 van de 10 verleende machtigingen). Daarnaast valt op dat veel kinderen (ruim 1 op de 3) ook in het verleden al met een uithuisplaatsing te maken hebben gehad. 

Als er tijdens de uithuisplaatsing geen hulp was ingezet voor de ouders, een kind vaker was overgeplaatst van de ene naar de andere opvanglocatie (pleeggezin of instelling) of als er sprake was van problemen bij de ouders, zoals jeugdtrauma’s of een verstandelijke beperking, dan was de kans op terugplaatsing van de kinderen kleiner. Daarnaast blijkt uit gesprekken met ouders en professionals dat ook problemen in het jeugdstelsel, zoals lange wachttijden en wisselende jeugdbeschermers, een belangrijke rol spelen.

Meisje en jongen
Beeld: ©Pixabay

Hoe wordt gewerkt aan terugplaatsing?

Uit gesprekken met professionals blijkt dat zij aan de ouders aangeven wat er moet verbeteren en dat ze hiervoor hulp inzetten. Ze onderzoeken ook of terugplaatsing bij de ouders wel mogelijk is. En ze zorgen ervoor dat ouders tijdens de uithuisplaatsing in contact blijven met hun kind. Uit gesprekken met ouders blijkt echter dat zij dit proces anders ervaren. Ze weten niet goed wat er van hen wordt verwacht, ze vinden de verbeterpunten die voor hen worden gesteld niet duidelijk, hebben niet het gevoel passende hulp te krijgen en vinden het contact met hun kind(eren) te beperkt. Uit het onderzoek blijkt dat er volgens de Richtlijn Uithuisplaatsing en Terugplaatsing wordt gewerkt, maar dat de precieze werkwijze bij een terugplaatsing verschilt per instelling.

Belangrijke aanbevelingen

In het rapport worden verschillende aanbevelingen gedaan ten aanzien van uitvoering van uithuisplaatsingen en terugplaatsingen. Belangrijke aanbevelingen zijn:

  • Er is meer aandacht nodig voor hulp aan ouders tijdens de uithuisplaatsing, aangezien dit samenhangt met een grotere kans op terugplaatsing. Ondersteuning gericht op het verbeteren van hun opvoedcapaciteiten en hulp bij mogelijke jeugdtrauma’s helpt daar mogelijk bij.
  • Zet ook in op meer hulp na een terugplaatsing om een nieuwe uithuisplaatsing te voorkomen.
  • Leg het recht op omgang tussen ouder en kind tijdens een uithuisplaatsing vast in de wet.
  • Zorg voor meer standaardisering bij de beslissing over contact, opvoedperspectief en terugplaatsing en andere aspecten van de werkwijze van gecertificeerde instellingen, zoals de manier waarop dossiers worden bijgehouden.
  • Betrek ouders en jongeren bij het proces van terugplaatsing en zorg voor duidelijke communicatie over het proces.
  • Maak in processen van uithuisplaatsing en terugplaatsing van pleegkinderen de rollen en bevoegdheden van de gecertificeerde instelling en de voorziening voor pleegzorg duidelijker.

Op 9 mei organiseert de Universiteit Leiden in samenwerking met het ministerie van Justitie en Veiligheid een congres naar aanleiding van dit onderzoek. Doel is om te reflecteren op de bevindingen en te kijken naar mogelijke verbeteringen. Houd de website van de Universiteit Leiden in de gaten voor het programma en aanmeldmogelijkheid (vanaf eind februari): Agenda - Universiteit Leiden.