Vanwege forfaitaire vergoedingen op basis van relatief hoge normbedragen voor proceskostenvergoeding en immateriële schadevergoeding, is in de afgelopen jaren een commerciële markt ontstaan. Bureaus bieden in deze markt op basis van no-cure-co-pay rechtshulp aan bij WOZ-, Bpm- en de Wahv-zaken*. Het lukt gemeenten, het OM en de rechtspraak steeds minder goed om alle bezwaren en beroepen tijdig en goed te behandelen. In verschillende wettelijke regelingen zijn factoren te vinden die ‘oneigenlijk gebruik’ in de hand werken. Aanpassingen in het systeem en de regels van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), maar ook van de WOZ, de Bpm en de Wahv kunnen ‘oneigenlijk gebruik’ van de proceskostenvergoeding in het bestuursrecht tegengaan, waardoor het voor commerciële bureaus minder aantrekkelijk is om voor grote aantallen burgers deze overheidsbesluiten aan te vechten. Dit kan een positief effect hebben op de capaciteitsproblemen bij de overheidsorganisaties die de zaken behandelen. Dat blijkt uit onderzoek van Pro Facto, in opdracht van het WODC.
Regelgeving laat ‘oneigenlijk gebruik’ proceskostenvergoedingen toe