Jeugdcriminaliteit op buurtniveau
Cijfers tonen aan dat de politie in de meeste Nederlandse buurten geen of nauwelijks jeugdcriminaliteit registreert. En onder jeugdcriminaliteit verstaan we dan: criminaliteit met een verdachte tussen de twaalf en drieëntwintig jaar.
Van de jeugdcriminaliteit die wordt geregistreerd, vindt een kwart plaats in één procent van de buurten en vierenzestig procent in tien procent van de buurten. Daarbij woont ruim de helft van de plegers in maar tien procent van de buurten. En deze percentages veranderen nauwelijks over de tijd.
Sommige delicten zijn sterker geconcentreerd dan andere. Door de politie geregistreerde wapens en drugsdelicten concentreren zich duidelijk in een beperkt aantal buurten. Terwijl bijvoorbeeld vermogens- en geweldsdelicten het meest gespreid zijn.
In zijn algemeenheid kun je zeggen dat buurten waar typische jeugdcriminaliteit gepleegd wordt, de pleegbuurten, zich kenmerken door relatief veel horeca en winkels te hebben. In buurten met meer jeugdige verdachten wonen relatief meer jeugdige mannen, mensen met een migratieachtergrond en huishoudens onder het sociaal minimum. Belangrijker dan buurtkenmerken zijn de kenmerken van de verdachten zelf.
Als je naar de absolute aantallen kijkt, dan blijken buurten in grootstedelijke gebieden de meeste jeugdcriminaliteit te hebben. Relatief gezien is dat anders. Van buurten die van 2016 tot en met 2019 de meeste jeugdige verdachten per duizend leeftijdgenoten telden, is de top één procent zowel stedelijk als niet-stedelijk. Beleid dat zich enkel richt op grote steden doet andere gebieden dus tekort.