Jeugdigen in de leeftijd tot in de twintiger jaren zijn oververtegenwoordigd in criminaliteitscijfers. Een veel voorkomend maatschappelijk beeld is dat de jeugdcriminaliteit in Nederland zich in de afgelopen jaren heeft verhard en ernstiger wordt, dat jeugdige daders jonger worden en dat er sprake is van meer complexe problematiek bij jongeren die met politie en justitie in aanraking komen. Uit de cijfers blijkt echter dat de jeugdcriminaliteit in de afgelopen 20 jaar fors is afgenomen en zelfs is gehalveerd in vergelijking met de piek in 2007. In de meest recente jaren neemt de jeugdcriminaliteit niet verder af, maar lijkt min of meer te stabiliseren. Er blijken wel verschillen in deze ontwikkelingen tussen groepen, regio’s en type delict.
Inzicht in actuele ontwikkelingen in de jeugdcriminaliteit, de achtergronden daarvan en de reacties daarop van beleid en betrokken organisaties zijn blijvend relevant voor adequaat en nieuw beleid. De kennislijn Jeugdcriminaliteit voert wetenschappelijk onderzoek uit en biedt daarmee inzicht in:
Hoe manifesteert en ontwikkelt jeugdcriminaliteit zich en welke verschillen zijn er tussen groepen en verschillende gebieden?
Hoe zijn de ontwikkelingen te duiden en te verklaren?
Wat zijn de bedoelde en onbedoelde gevolgen van beleid gericht op de aanpak jeugdcriminaliteit?
Wat zijn methodologische vernieuwingen om jeugdcriminaliteit te meten?
De studies bieden gezamenlijk inzichten in mogelijke verharding, verjonging, toegenomen complexiteit en concentratie (top-X buurten), alsook in de werking en doeltreffendheid van (buiten)strafrechtelijke afdoeningen zoals de Halt-interventie, of het adolescentenstrafrecht.
We maken gebruik van diverse onderzoeksmethoden en bronnen, zoals zelfrapportages door jongeren (zoals in de Monitor Jeugdcriminaliteit), politie- en justitiebronnen (registraties en vonnissen) en ervaringen van experts. Hierdoor wordt een genuanceerder en meeromvattend beeld verkregen, met zowel inzicht in de trends over de tijd, als een vergelijking tussen verschillende groepen. Met aanvullend kwalitatief onderzoek kunnen deze veranderingen vervolgens nader worden geduid. Daarnaast wordt evaluatieonderzoek verricht naar de werking van beleid en sancties gericht op het tegengaan van jeugdcriminaliteit. Daarin wordt gebruik gemaakt van (quasi) experimentele en kwalitatieve methoden van onderzoek. Ons onderzoek gaat daarbij verder dan enkel inzichten bieden in of beleid en sancties gericht op het tegengaan van jeugdcriminaliteit werken. We onderzoeken ook welke andere bedoelde en onbedoelde gevolgen zich voordoen in de praktijk.
Medewerkers
Prof. dr. André van der Laan (Kennislijncoördinator)
Dr. J.E.H. (Joris) Beijers
B.J. (Benthe) van Delft MSc.
E.F. (Elisa) Kemp MSc.
Dr. G.J. (Gwendolyn) Koops-Geuze
L.J.C. (Lise) Prop, MSc.
Dr. N. (Nikolaj) Tollenaar (tevens kennislijn Straffen en Maatregelen)
Dr. K. (Kirti) Zeijlmans
Vijf onderzoeken uitgelicht
Om ontwikkelingen in de jeugdcriminaliteit in Nederland te beschrijven publiceert het WODC periodiek de Monitor Jeugdcriminaliteit (MJC). In de MJC wordt op basis van meerdere bronnen (zelfrapportage, politie en justitiegegevens) en meerdere methoden de ontwikkelingen breed beschreven. Uit de meest recente rapportage blijkt dat de jeugdcriminaliteit in de laatste twee decennia fors is afgenomen, maar ook dat er variatie is in deze afname als je kijkt naar verschillende groepen, regio’s of typen delict. In de meest recente jaren is onder minderjarigen sprake van een gelijkblijvende ontwikkeling en voor sommige geweldsdelicten zelfs een lichte stijging. Reden om de trends in jeugdcriminaliteit te blijven onderzoeken.
Contactpersonen: Nikolaj Tollenaar & André van der Laan
Nederland telde in 2019 ongeveer 13.600 buurten. De door de politie geregistreerde criminaliteit door jeugdigen in de leeftijd van 12 tot 23 jaar is in het afgelopen decennium afgenomen, ook op buurtniveau. Maar de jeugdcriminaliteit blijkt zich wel te concentreren in een beperkt aantal buurten. In 2019 komt in een groot gedeelte van de Nederlandse buurten helemaal geen geregistreerde jeugdcriminaliteit voor. In 44% van de buurten zijn door de politie geen delicten geregistreerd die zijn gepleegd door jeugdigen en in 41% van deze buurten woont geen enkele jeugdige verdachte van een misdrijf. Echter in 1% van de buurten is bijna een kwart van de door de politie geregistreerde jeugdcriminaliteit gepleegd en woont 14% van de jeugdige verdachten. Er is dus sprake van een concentratie van de jeugdcriminaliteit in een beperkt aantal buurten.
Zeven jaar na implementatie op 1 april 2014 is de werking van het adolescentenstrafrecht geëvalueerd. De focus ligt op de toepassing van het jeugdstrafrecht bij jongvolwassen daders (18 tot 23 jaar) van een misdrijf. Vragen als: Is er wetenschappelijk bewijs voor de beleidslogica van het adolescentenstrafrecht? Hoe werkt het adolescentenstrafrecht in de praktijk voor deze doelgroep? Is de aanpak in de praktijk effectief? Welke knelpunten zijn er? In de jaren 2015 tot en met 2020 zijn verschillende deelstudies uitgevoerd met meerdere evaluatiecriteria. Omdat het adolescentenstrafrecht ingrijpt bij jongvolwassenen die nog volop in ontwikkeling zijn, zijn ook enkele aan mensenrechten gerelateerde aspecten als transparantie en gelijkwaardigheid in de strafrechtelijke aanpak van jongvolwassenen aan de orde gekomen.
Vanuit praktijk en beleid bestaan zorgen over het beperkte zicht op meisjes en jonge vrouwen (12 t/m 27-jarigen) die strafbare misdrijven begaan. Voor het ontwikkelen van adequaat beleid gericht op deze groep zijn diepere inzichten noodzakelijk. Dit verkennende onderzoek bestond uit een literatuurstudie, analyse van zelfrapportagedata en interviews met professionals. De bevindingen tonen dat zowel meisjes als jonge vrouwen vaker melden betrokken te zijn bij delicten dan dat zij officieel als verdachten bekend zijn. Hierbij ligt een groter verschil bij meisjes. Verder zijn meisjes minder vaak betrokken bij geweldsdelicten en rapporteren professionals dat zij vaker dan jongens een sociale of faciliterende rol spelen bij het plegen van delicten. Verdachte meisjes lijken anders te worden bejegend dan jongens. Dit zou mogelijk kunnen liggen aan het feit dat meisjes zich onder andere kwetsbaarder en communicatiever opstellen in het contact met professionals. Andersom geven professionals zelf aan soms extra moeite te doen om een veilige sfeer te creëren voor verdachte meisjes.
Contactpersonen: Kirti Zeijlmans & André van der Laan
In dit verdiepende onderzoek binnen de Monitor Jeugdcriminaliteit (MJC) is uitgezocht welke ontwikkelingen zich voor doen in de jaren 2010 tot en met 2021 in (ernstige) geweldscriminaliteit onder jeugdigen. Het onderzoek laat zien dat er een daling is in het aantal jeugdigen dat is veroordeeld voor een geweldsmisdrijf in de periode 2010 tot en met 2021. Een daling is ook zichtbaar bij de ernstige geweldsmisdrijven, zoals (poging tot) zware mishandeling, doodslag en moord. In recente jaren is echter sprake van een stabilisatie onder jongvolwassenen en een stijging onder minderjarigen. Er is tussen 2018 en 2021 vooral een stijging in het aantal minderjarige jongens dat schuldig is bevonden aan een ernstig geweldsmisdrijf. Dit met name in de grootste vier steden. Bij dit type misdrijven gaat het merendeels om een poging. Het is de vraag of deze ontwikkeling zich doorzet, ook gezien een door het OM gemelde afname in het aantal minderjarige verdachten van ernstig geweld in 2022.