Om een breed en genuanceerd beeld van (ontwikkelingen in) de jeugdcriminaliteit te krijgen, is het belangrijk om meerdere bronnen en methoden te gebruiken die onafhankelijk van elkaar zijn. In de Monitor Jeugdcriminaliteit worden daarom naast politie- en justitieregistraties ook gegevens over zelfrapportage door jongeren gebruikt. Ook worden justitiedossiers onderzocht. Naast kwantitatieve cijfers wordt tevens meer kwalitatieve duiding gegeven aan de ontwikkelingen. Dit tezamen biedt een genuanceerd beeld van ontwikkelingen in de jeugdcriminaliteit en biedt beleid duidelijkere aanknopingspunten voor een adequate aanpak van jeugdcriminaliteit dan wanneer maar een enkele bron of methode wordt gebruikt.
Laatste update: september 2024
Bronnen en methoden
Een behoorlijk deel van de jeugdige daders en de delicten die zij plegen, blijven onbekend voor politie en justitie. Met de beschikbare bronnen kunnen we slechts delen van de werkelijke jeugdcriminaliteit en de daders daarvan in beeld krijgen. Die bronnen bestaan uit:
niet-justitiële bronnen, zoals zelfrapportage-onderzoek onder een steekproef jongeren uit de hele populatie.
justitiële bronnen, zoals de verdachtenregistratie van de politie of de registraties van strafrechtelijk daders van het Openbaar Ministerie en de rechtelijke macht.
Naast zicht op slechts een deel van de werkelijke jeugdcriminaliteit, verschilt ook het perspectief op wat tot jeugdcriminaliteit gerekend kan worden per bron. Zo geeft zelfrapportage voornamelijk zicht op vaker voorkomende en minder ernstige criminaliteit. Terwijl justitiële registraties vaker ernstigere criminaliteit weergeven die in het zicht zijn van justitie.
Door meerdere bronnen (en methoden) naast elkaar toe te passen, worden beperkingen van individuele bronnen zo goed als mogelijk ondervangen, maar niet uitgesloten. Daarom beschrijven we in de MJC in de breedst mogelijke zin de ontwikkelingen onder jeugdigen die delicten plegen.
Het WODC onderzoekt ook welke methodologische vernieuwingen mogelijk zijn om inzicht te bieden in ontwikkelingen in jeugdcriminaliteit. Een overzicht van de recente methodologische verdiepingsstudies.
Om adequaat justitieel beleid te kunnen voeren op en tegen jeugdcriminaliteit is kennis over de ontwikkelingen van dit fenomeen nodig. Om te onderzoeken in hoeverre focusgroepen een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan de Monitor Jeugdcriminaliteit, is een methodologisch verdiepingsonderzoek uitgevoerd. Hiertoe is literatuur verzameld en zijn pilotfocusgroepen uitgevoerd. Hieruit kwam naar voren dat focusgroepen met name geschikt zijn om meningen, waarden en overtuigingen te onderzoeken en minder geschikt voor het achterhalen van feitelijke veranderingen. Er kunnen daardoor aan de hand van de resultaten van de focusgroepen alleen, geen harde uitspraken worden gedaan rondom de huidige ontwikkelingen in de jeugdcriminaliteit. Focusgroepen kunnen wel een relevante bijdrage leveren voor het duiden van ontwikkelingen en het beschrijven van fenomenen. Ook kan het input leveren voor vervolgonderzoek.
Sinds 2014 is het met de komst van het adolescentenstrafrecht mogelijk om het jeugd- en volwassenenstrafrecht flexibel toe te passen bij 16- tot 23-jarige daders. Dat betekent dat de rechter bij 16- en 17-jarigen het volwassenenstrafrecht kan toepassen (artikel 77b Wetboek van Strafrecht). En bij 18- tot 23-jarigen het jeugdstrafrecht (artikel 77c Wetboek van Strafrecht).
Het is relevant om te weten hoe vaak het adolescentenstrafrecht wordt toegepast. Voor justitieel beleid, maar ook voor maatschappelijke organisaties zoals UNICEF en Defence for Children en in het kader van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. De toepassing van het adolescentenstrafrecht wordt echter niet direct in justitiële registratiesystemen geregistreerd. Om zaken van 16- tot 23-jarigen waarbij het adolescentenstrafrecht wordt toegepast te identificeren, wordt gebruikgemaakt van zogenoemde zoekregels, query’s, in de justitiële registraties. In het eerste deelonderzoek is de nauwkeurigheid van deze query’s van het WODC en de Raad voor de rechtspraak onderzocht. Daaruit blijkt dat deze onvoldoende adequaat zijn. Een directe registratie van het adolescentenstrafrecht in de registratiesystemen vanaf het vonnis wordt dan ook aanbevolen.
Ook inhoudelijk is nog maar weinig bekend over de toepassing van het adolescentenstrafrecht. Zo weten we weinig over de kenmerken van 16- en 17-jarige daders die volgens het volwassenenstrafrecht worden behandeld. En wat de motivering van de rechter is voor de atypische toepassing van het strafrecht. Deze onderwerpen worden bestudeerd in het tweede deelonderzoek dat begin 2024 verschijnt.
Nikolaj Tollenaar, Josja Rokven, D. Macro, Rik Beerthuizen en André van der Laan
In deze studie is onderzocht of het mogelijk was een machine learning (ML-)model te ontwikkelen om politieregistraties in de Basisvoorziening Handhaving (BVH) die betrekking hebben op cyber- of gedigitaliseerde criminaliteit te classificeren. Het doel was om met dat model de omvang van deze online criminaliteit in de BVH-registratie van 2016 te schatten. Tevens zijn de achtergrondkenmerken beschreven van bekende verdachten bij deze registraties van cyber- en gedigitaliseerde criminaliteit. Het onderzoek richtte zich op registraties van drie typen cybercriminaliteit (hacken, ransomware en DDoS-aanvallen) en vijf typen gedigitaliseerde criminaliteit (online bedreiging, online stalken, online smaad/laster/belediging, online identiteitsfraude en online aan- en verkoopfraude).