Basisprogramma recidiveonderzoek huiselijk geweld, kindermishandeling en seksueel geweld tegen kinderen 2016-2021
Projectnummer | 2773 |
---|---|
Type | WODC-intern onderzoek |
Samenvatting
Op verzoek van de Directie Sanctietoepassing en Jeugd (DSenJ) voert het WODC een vijfjarig basisprogramma uit op het terrein van recidive onder plegers van huiselijk geweld (HG), kindermishandeling (KiMi) en seksueel geweld tegen kinderen (SGTK). Het basisprogramma bevat vier onderdelen. Allereerst zullen in 2016 t/m 2021 jaarlijks recidivemetingen worden uitgevoerd onder plegers van huiselijk geweld. Hierbij zal ook gekeken worden naar de netto-ontwikkeling van de recidive over de tijd door gebruik te maken van voorspellingsmodellen. Deze metingen zijn een vervolg op de haalbaarheidsstudie in 2011 (projectnr. 1967, Recidive plegers huiselijk geweld) en twee eerdere recidivemetingen onder plegers van huiselijk geweld in 2013 en 2015 (projectnr. 2280, D. Alberda en B.S.J Wartna, Recidive na huiselijk geweld, 2013 en projectnrs. 2521A en B, D.L. Alberda, C. Boonmann en B.S.J. Wartna, Strafrechtelijke recidive bij plegers van huiselijk geweld, 2015).
Ten tweede zullen in 2016 t/m 2021 jaarlijks recidivemetingen worden uitgevoerd onder plegers van seksueel geweld tegen kinderen. Deze metingen zijn een vervolg op de haalbaarheidsstudie in 2014, welke uitwees dat plegers van seksueel geweld tegen kinderen succesvol geïdentificeerd kunnen worden met behulp van delictinformatie in de primaire gegevensbron van de Recidivemonitor, de OBJD (projectnr 2461, M.G.C.J. Beerthuizen en B.S.J. Wartna, Haalbaarheid recidivemeting kindermishandeling, seksueel geweld tegen kinderen en mensenhandel, 2014).
Ten derde zal in samenwerking met de reclassering getracht worden een recidivemeting uit te voeren onder plegers van kindermishandeling die bekend zijn bij de reclassering. Eerdere haalbaarheidsstudies in 2014 en 2015 hebben namelijk uitgewezen dat plegers van kindermishandeling niet zonder meer geïdentificeerd kunnen worden in de OBJD (projectnrs. 2461 en 2461A, D. Alberda, M. Karemaker en B. Wartna, Vervolg haalbaarheidsonderzoek recidivemeting kindermishandeling, 2015). Er is dus een andere bron nodig om te bepalen wie de plegers van kindermishandeling zijn en mogelijk kunnen reclasseringsgegevens uitkomst bieden. De samenwerking met de reclassering kan er bovendien voor zorgen dat de recidivecijfers van plegers van kindermishandeling meer reliëf krijgen doordat achtergrond- en executiegegevens van plegers bekend bij de reclassering gekoppeld kunnen worden aan de recidivegegevens.
Ten vierde zal in samenwerking met de reclassering getracht worden de recidivecijfers van plegers van huiselijk geweld meer reliëf te geven door achtergrond- en executiegegevens van plegers bekend bij de reclassering te koppelen aan de recidivegegevens.