Evaluatie Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)

Onderzoeksgegevens
Projectnummer 3511
Type Extern onderzoek
Betrokken organisatie(s) DSP-groep

Samenvatting

Bijna 35 jaar geleden, vanaf 1 september 1990, is de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV; ook bekend als de Wet Mulder) gefaseerd in werking getreden. Hiermee werd een eerste stap gezet in de richting van bestuurlijk sanctierecht, door de bestraffing van verkeersovertredingen uit het strafrecht te halen, met als doel de justitiële keten te ontlasten. Deze ontlasting moest met name voortkomen uit de procedure waarbij een boete automatisch onherroepelijk werd als er geen beroep werd ingesteld. Dit was een wezenlijk verschil met de binnen het strafrecht beschikbare procedure, waarin de officier van justitie een transactievoorstel kon doen en actie moest ondernemen als dit voorstel niet werd geaccepteerd. 

Sinds de invoering zijn er veel ontwikkelingen geweest omtrent deze wet, maar de wet is nooit in zijn geheel geëvalueerd. Dit terwijl er jaarlijks miljoenen WAHV-beschikkingen worden uitgereikt en het toepassingsbereik is opgerekt. Doordat de wet nooit in zijn geheel is geëvalueerd, is het onduidelijk hoe deze functioneert en of het toepassingsbereik nog steeds passend is, gelet op de oorspronkelijke doelen. De WAHV is namelijk bedoeld voor overtredingen waarbij de overtreder geen ernstig moreel verwijt wordt gemaakt en waarvoor de omvang van de sanctie beperkt is; maar inmiddels is de sanctie die wordt opgelegd bij sommige overtredingen die onder de WAHV vallen, fors. Tegelijkertijd speelt het idee om, vanwege overbelasting van de strafrechtketen, andersoortige overtredingen uit het strafrecht te halen. Daarbij wordt het onder het toepassingsbereik van de WAHV brengen van deze overtredingen als een mogelijkheid gezien, waarmee het toepassingsbereik weer verder wordt opgerekt. In dit kader is door de minister voor Rechtsbescherming aan de Tweede Kamer een toezegging gedaan om de WAHV te evalueren (Tweede Kamerstukken, Vergaderjaar 2022-2023, 29279, nr. 811).

Doordat sancties onder de WAHV bij het uitblijven van beroep automatisch onherroepelijk worden, kan het oprekken van het toepassingsbereik van de WAHV snel ongewenste gevolgen hebben. Boetes kunnen bijvoorbeeld ernstige gevolgen hebben voor mensen die onvoldoende draagkrachtig zijn, omdat zij daardoor in de schulden raken. Bij een afdoening binnen het strafrecht kunnen de officier van justitie en de rechter de draagkracht meewegen in de omvang van de sanctie die wordt opgelegd. In het bovengenoemde voorbeeld zou de boete van 490 euro dan gereduceerd kunnen worden tot een bedrag dat gezien de omstandigheden van het geval passender wordt bevonden. Bij afdoening via de WAHV zal het meewegen van de draagklacht enkel kunnen plaatsvinden als eerst beroep wordt aangetekend. Het is daarom voor veel Nederlanders van groot belang dat het toepassingsbereik van de WAHV niet te ver wordt opgerekt en de sancties proportioneel blijven.

Het doel van dit onderzoek primair is om de WAHV te evalueren en daarbij vast te stellen welke factoren bepalen of het passend is dat een overtreding onder het toepassingsbereik van de WAHV valt. Secundair is het doel om op basis van de geïdentificeerde factoren te bepalen voor welke typen overtredingen het mogelijk passend is om deze onder het toepassingsbereik van de WAHV te brengen of deze juist uit het toepassingsbereik van de WAHV te halen.