Versteviging handelingsperspectief en bestendigheid van het wettelijke kader van demonstratierecht
Projectnummer | 3548 |
---|---|
Type | Extern onderzoek |
Betrokken organisatie(s) | RUG - Faculteit Rechtsgeleerdheid |
Samenvatting
Demonstreren is in Nederland een grondrecht en vastgelegd in de Grondwet. Tegelijkertijd kan de wetgever het demonstratierecht beperken ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. In de wet is vastgelegd dat deze beslissing op lokaal niveau ligt. De burgemeester beslist of een demonstratie kan doorgaan en, zo ja, of en welke voorschriften en beperkingen daarbij gelden. De gemeenteraad kan bij verordening regels vaststellen wanneer een voorafgaande kennisgeving nodig is voor een demonstratie op een openbare plaats. Ook middels ingrijpen via het strafrecht kan een gerechtvaardigde inbreuk worden gemaakt op het demonstratierecht.
Het demonstratierecht is dus fundamenteel, maar niet oneindig. Dat kan leiden tot precaire situaties. Demonstranten willen een punt maken en vanuit hun perspectief kan het functioneel zijn om de grenzen van het demonstratierecht op te zoeken, maar wanneer overschrijden ze die grenzen? En wanneer brengt een demonstratie andere grondrechten of de nationale veiligheid in het gedrang? In een democratische rechtsstaat mag de samenleving verwachten dat de overheid zorgvuldig omgaat met het demonstratierecht en de begrenzing daarvan.
Het onderzoek verkent de mate waarin het wettelijk kader en het handelingsperspectief toereikend zijn voor het lokaal bevoegd gezag om de balans te houden tussen het demonstratierecht en een eventuele begrenzing daarvan. Met het handelingsperspectief wordt gedoeld op de mogelijkheden die het lokaal bevoegd gezag heeft om demonstraties te faciliteren, alsook om handhavend op te treden bij demonstraties.