Regulatie van spionageproducten nodig om privacy van burgers te beschermen

Producten zoals miniatuurcamera's, afluisterapparatuur of locatietrackers, maar ook hobbydrones met camera, stellen burgers in staat om elkaar te bespioneren. Daarmee wordt mogelijk de privacy van burgers geschonden. Het Tilburg Institute for Law, Technology and Society (TILT) onderzocht in opdracht van het WODC in hoeverre zulke spionageproducten de privacy schenden en hoe dit beter kan worden gereguleerd.

Het onderzoek toont aan dat het huidige gebruik van technische middelen, zoals een locatietracker of hobbydrone om anderen te bespioneren al in strijd is met bestaande wetgeving. De huidige wetgeving biedt dus een substantiële bescherming tegen de meeste privacyrisico's. Toch zijn er volgens de onderzoekers nog verbeteringen mogelijk in de bescherming hiertegen.

Lacunes in de bescherming

De onderzoekers constateren dat het voornaamste risico op privacyschending wordt gevormd door het gebrek aan naleving en handhaving van de bestaande regels. Dit komt door een combinatie van factoren. Bijvoorbeeld omdat iemand niet weet dat hij of zij wordt bespioneerd, of omdat niet vastgesteld kan worden wie spioneert. Dit laatste kan het geval zijn wanneer men gefilmd wordt door een drone waarvan niet duidelijk is wie hem bestuurt. Ook zijn de handhavingsmogelijkheden beperkt, omdat het gebruik van hobbydrones en andere spionageproducten vaak een groot aantal kleine incidenten tot gevolg heeft. De Autoriteit Persoonsgegevens kan dus niet iedere foto of opname controleren op rechtmatigheid en het Openbaar Ministerie kan niet voor iedere onrechtmatige opname vervolgen, vanwege de grote schaal waarop dit voorkomt. Ook stellen de onderzoekers vast dat de vergoeding die in privaatrechtelijke procedures wordt toegekend voor immateriële schade die is geleden door een privacy-inbreuk erg laag is. Dit kan betekenen dat slachtoffers geen gerechtelijke procedures starten, omdat het niet als een zinvolle onderneming wordt beschouwd.

Aanbevelingen

De onderzoekers doen tien aanbevelingen voor regulatie van spionageproducten. Bij producten die specifiek bedoeld zijn voor het heimelijk observeren (spionageproducten in enge zin), zoals een pen met een camera of microfoon is ‘upstream-regulering’ aan de bron nodig. Dat wil zeggen dat de aanschaf verboden of aan voorwaarden verbonden kan worden. In het buitenland zijn al een aantal reguleringsmaatregelen van kracht. Zo kent Frankrijk een licentiesysteem voor audiobewakingsapparatuur en geldt in Duitsland een verbod op bepaalde soorten beeld- en geluidsrecorders. Wanneer producten niet bedoeld zijn voor spionage, maar er wel voor gebruikt kunnen worden (spionageproducten in brede zin), zoals mobiele telefoons of een hobbydrone met camera is ‘downstream-regulering’ gepast. Hier kan technoregulering een belangrijke rol spelen. De nieuwe EU-regelgeving voor drones voorziet al verschillende technische oplossingen zoals geofencing en een systeem voor identificatie op afstand. Tot slot kan ook de bestaande wetgeving worden aangepast of verduidelijkt. Bijvoorbeeld, een direct verbod op het heimelijk plaatsen van fysieke locatietrackers en een ‘all-party consent model’ voor het opnemen van gesprekken kunnen worden ingevoerd in het strafrecht. Met betrekking tot schadevergoeding voor immateriële schade voor privacyschendingen kunnen ook hogere vergoedingsrichtlijnen of een minimumbedrag worden vastgesteld.

Lees het volledige rapport Spioneren met hobbydrones en andere technologieën door burgers: Een verkenning van de privacyrisico’s en reguleringsmogelijkheden.