Bezwaren en praktische obstakels bij meewegen bestuurlijke boetes in VOG-screening
Het betrekken van (bepaalde) bestuurlijke boetes in de screening voor een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) in bepaalde gevallen is op zichzelf wenselijk, maar er zijn nog teveel bezwaren om dit ook meteen vorm te geven in een regeling. Dat blijkt uit een onderzoek van de Universiteit Leiden in opdracht van het WODC naar de wenselijkheid en uitvoerbaarheid van het betrekken van bestuurlijke boetes bij de VOG-screening.
Bij een VOG-aanvraag wordt onderzoek gedaan naar het justitiële verleden van een natuurlijke persoon of van een rechtspersoon en zijn bestuurders, vennoten, maten of beheerders. Daarbij wordt het belang van de aanvrager afgewogen tegen het risico voor de samenleving in het licht van het doel van de aanvraag. Naar aanleiding hiervan wordt de VOG geweigerd of verstrekt. Bestuurlijke boetes worden, hoe hoog ook, in de screening tot nu toe niet meegenomen.
De onderzoekers constateren dat dit in sommige gevallen wel wenselijk kan zijn, maar dat er nog veel bezwaren en praktische obstakels zijn. Zo lopen de toezichttrajecten en handhavingspraktijken van de verschillende instanties die bestuurlijke boetes opleggen zo uiteen, dat aan de bestuurlijke boete, geen eenduidige betekenis kan worden toegekend in de screening. Ook ontbreekt een centraal registratiesysteem voor bestuurlijke boetes. Het is volgens de onderzoekers van belang eerst de huidige VOG-systematiek kritisch tegen het licht te houden, om pas daarna de vraag te beantwoorden of en in hoeverre het betrekken van (bepaalde) bestuurlijke boetes in de screening een nuttige aanvulling zou kunnen vormen en, zo ja, op welke wijze dit kan worden gerealiseerd.
Lees het volledige rapport Bestuurlijke boetes en de Verklaring Omtrent het Gedrag.