Onderzoek maatregelen verbetering positie concurrente mkb-schuldeisers nodigt uit tot nadere bezinning
Maatregelen die in andere landen zijn ingezet om de positie van concurrente schuldeisers uit het midden- kleinbedrijf (mkb) te verbeteren hebben diverse voor- en nadelen. Ze komen neer op een herverdeling van beschikbare middelen. Of bij nieuwe maatregelen onderscheid kan worden gemaakt tussen concurrente mkb-schuldeisers en overige concurrente schuldeisers nodigt uit tot een bezinning, stellen onderzoekers van het Instituut voor Insolventierecht van de Rijksuniversiteit Groningen.
De onderzoekers hebben in opdracht van het WODC in kaart gebracht welke voor- en nadelen er kleven aan diverse maatregelen om de positie van concurrente schuldeisers in faillissement te verbeteren. Concurrente schuldeisers zijn partijen zoals midden- en kleinbedrijven die bij een faillissement pas uitbetaald worden nadat bijvoorbeeld de Belastingdienst (preferente schuldeiser) is uitbetaald. Deze concurrente schuldeisers ontvangen heel weinig wanneer een bedrijf dat een schuld bij hen heeft uitstaan failliet gaat. Volgens cijfers van het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) schommelen uitkeringspercentages aan concurrente schuldeisers rond de 2 procent.
De vraag is of het percentage van de schuld dat schuldeisers die uit een faillissement worden betaald kan worden verhoogd, in het bijzonder voor mkb-bedrijven. Onder meer Duitsland, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk kennen hiervoor regelingen, althans regelingen die deze functie zouden kunnen hebben, zoals een verplichting voor sommige zekerheidsgerechtigde schuldeisers een deel van hun opbrengst af te dragen aan de faillissementsboedel, inperking van de positie van de aandeelhouder of reservering van een bepaald bedrag per faillissement voor concurrente schuldeisers. Het onderzoek laat zien dat de desbetreffende regelingen niet steeds leiden tot significante voordelen voor de concurrente schuldeisers, soms complex zijn en ongewenste extra administratieve handelingen ten laste van het beschikbare actief kunnen meebrengen. Ook blijkt dat sommige maatregelen kunnen leiden tot een situatie waarin concurrente schuldeisers meer ontvangen dan de preferente schuldeisers of zelfs de zekerheidsgerechtigden.
De Nederlandse wet kent een verdelingsmechanisme bij faillissement (de rangregeling). De rangregeling is het resultaat is van een afweging tussen de belangen van alle schuldeisers, met daarin een voorrecht voor sommige mkb-schuldeisers. Een rechtvaardiging voor het bevoordelen van mkb-schuldeisers boven alle andere schuldeisers hebben de onderzoekers niet aangetroffen. De onderzoekers noemen in het verlengde hiervan het systematische bezwaar tegen het bevoordelen van mkb-schuldeisers dat er daardoor twee verdelingsmechanismen naast elkaar werken, met min of meer hetzelfde doel: de ene groep van schuldeisers bevoordelen boven de andere.