Werk aan de winkel om nieuwe vrijheidsbeneming jeugd te kunnen evalueren
De minister voor Rechtsbescherming heeft - na een uitgebreide verkenning – in 2019 besloten tot een stelselwijziging justitiële jeugd: Vrijheidsbeneming op Maat (VOM). Om deze nieuwe manier van vrijheidsbeneming voor jongeren te evalueren, heeft DSP-groep, in opdracht van het WODC, onderzocht welke mogelijkheden daarvoor zijn. Uit het vandaag gepubliceerde onderzoek blijkt dat er op dit moment onvoldoende gegevens beschikbaar zijn voor een monitor VOM.
Het doel van VOM is om het verblijf van jongeren in detentie of preventieve hechtenis – de vrijheidsbeneming – beter aan te laten sluiten op wat zij nodig hebben aan behandeling, beveiliging en nazorg. Meer maatwerk in plaats van ‘one size fits all’ zou moeten leiden tot minder recidive en detentieschade. Om dat doel te bereiken worden verschillende elementen ingezet, zoals cyclische diagnostiek, doorlopende zorg en het sociale systeem van de jongeren betrekken. Maar ook verschillende niveaus van zorg, beveiliging en behandeling in de justitiële voorzieningen. Hiervoor worden twee nieuw modaliteiten ingezet: Kleinschalige voorzieningen Justitiële Jeugd en Forensische Centra Jeugd.
Veel factoren van invloed
De onderzoekers concluderen allereerst dat een effectevaluatie niet mogelijk is. In het leven van jongeren zijn er zowel voor, tijdens, als na de vrijheidsbeneming veel factoren die van invloed zijn op het wegblijven van crimineel gedrag. Dat is niet alleen toe te schrijven aan wijzigingen in de inrichting van de vrijheidsbeneming.
Een evaluatie kan daarom hooguit zijn gericht op de uitvoering van de verschillende elementen. En op het signaleren van bepaalde trends, zoals de ontwikkeling van risicofactoren en beschermende factoren voor crimineel gedrag bij jongeren.
Benodigde data ontbreken
Voor de verschillende elementen hebben de onderzoekers indicatoren geformuleerd om de uitvoering en resultaten daarvan te kunnen monitoren. Vervolgens is bekeken of voor die indicatoren data beschikbaar zijn in de registratiesystemen van Dienst Justitiële Inrichtingen en de Raad voor de Kinderbescherming en in dossiers. Dat blijkt voor een groot aantal indicatoren niet het geval te zijn. Het is op dit moment dan ook nog niet mogelijk om de stelselwijziging goed te monitoren. De onderzoekers bevelen aan om de komende jaren te werken aan aanpassingen in registratiesystemen en uniformering, heldere definities en het ontsluiten van informatiesystemen voor onderzoek.
Kort verblijf en 18+
Daarnaast signaleren de onderzoekers twee belangrijke aandachtspunten om rekening mee te houden in een evaluatie. Allereerst is voor de meeste jongeren de periode van vrijheidsbeneming kort. Het merendeel stroomt uit vanwege het schorsen van de preventieve hechtenis. In die korte periode kan nauwelijks invloed worden verwacht van de ingezette elementen. Ook de onzekerheid bij jongeren over de duur van de vrijheidsbeneming is van invloed op de werkzaamheid van de elementen. Voor deze groep jongeren zijn de interventies die na de vrijheidsbeneming worden ingezet belangrijker. Dit is nadrukkelijk een ketenverantwoordelijkheid.
Daarnaast is ongeveer een derde van de jongeren ouder dan 18 jaar bij de start van de vrijheidsbeneming. Bij deze jongeren zijn andere zaken van belang dan bij jongeren onder 18 jaar, denk aan werk in plaats van school, of een relatie in plaats van ouders. Ook is er een extra ketenpartner – de volwassenreclassering – betrokken bij de risicotaxatie en voor sommigen ook bij de begeleiding na vrijheidsbeneming.