Hoe veranderden striktere maatregelen de beslissing om wel/niet uit te plaatsen naar forensische zorg?
Gedetineerden worden sinds de invoering van striktere maatregelen in 2019 veel minder vaak uitgeplaatst voor forensische zorg buiten de penitentiaire inrichting (PI) dan daarvoor. In de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) kunnen gedetineerden die een ernstig gewelds- en/of zedendelict hebben gepleegd op basis van twee artikelen worden uitgeplaatst naar een forensische instelling. In geval van een (acute) psychische zorgbehoefte kunnen zij worden uitgeplaatst als deze zorg niet gegeven kan worden in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) (art. 15.4 Pbw) of als zorg nodig is in het kader van re-integratie(art. 43.4 Pbw) naar de samenleving. Significant APE heeft uitgezocht hoe het komt dat gedetineerden die aan alle voorwaarden voldoen, niet worden uitgeplaatst.
In dit onderzoek zijn dossiers van uitgeplaatste gedetineerden bestudeerd en is gesproken met diverse betrokken professionals. Uit deze gesprekken kwam naar voren dat de voorbereiding op de terugkeer naar de maatschappij van gedetineerden die een ernstig geweld of zedendelict hebben gepleegd, na de invoering van de maatregel moeizamer verloopt. Dit geeft reden tot zorg over het resocialisatietraject van deze groep.
Redenen om niet uit te plaatsen
PI-medewerkers zijn kritischer geworden in het starten van een uitplaatsing; risico’s wegen hierin zwaarder mee dan voorheen en ze kijken nadrukkelijker naar de nut en noodzaak van de uitplaatsing. Ze kijken minder met een zorgbril en meer vanuit risicomanagement. De mogelijkheden voor behandeling binnen de PI zijn beperkt; tegelijkertijd is het lastiger om een geschikte behandeling buiten detentie te realiseren. Als de behandelmogelijkheden binnen detentie er wel zijn, dan kan dit eerst worden ingezet, waarna de afweging kan worden gemaakt of uitplaatsing nog steeds nodig is. Daarnaast ervaren PI-medewerkers de aanvraagprocedure als zwaar en complex. Ook is de aanvraagprocedure substantieel langer geworden: ruim 1,5 maand voor de gevallen waarin de aanvraag leidt tot een uitplaatsing. Ze vinden het effect dat deze lange en qua uitkomst onzekere procedure heeft op de gedetineerde niet wenselijk en zijn daarom extra voorzichtig met het aanvragen van een uitplaatsing.
Een uitzondering is PI Arnhem. Deze PI heeft een zedenafdeling opgestart waarbij ambulante behandeling plaatsvindt door een externe zorgaanbieder, waardoor er vanuit de betreffende PI geen uitplaatsing meer is van zedendelinquenten.
Suggesties voor verbetering
Significant/APE hebben een aantal aanbevelingen gedaan en geven mogelijke verbeterpunten in de lange en complexe aanvraagprocedure en in het bieden van zorg binnen de PI:
- Een verkorte analyse van de misdaad die de gedetineerde heeft gepleegd, waarmee beter een afweging gemaakt kan worden over de uitplaatsing.
- Het verhogen van de capaciteit om een o.a. een risico-inschatting uit te voeren.
- Gezamenlijke, multidisciplinaire afstemming met de betrokken partijen invoeren om de volgtijdelijke stappen uit de aanvraagprocedure efficiënter in te richten.
- Het interne aanbod van forensische zorg in PI’s verbeteren en uitbreiden. Daarmee kan in sommige gevallen het nadelige effect van het later starten van de behandeling voorkomen worden.