Jongeren met een jeugdreclasseringsmaatregel in beeld gebracht
Jongeren die een jeugdreclasseringsmaatregel opgelegd hebben gekregen, zijn te verdelen in vijf verschillende groepen – ook wel profielen genoemd. Daarbij is gekeken naar onder andere het gezin, school, vrije tijd, relaties en geestelijke gezondheid. De grootste verschillen tussen de profielen liggen op het terrein van de geestelijke gezondheid en een (on)veilige thuissituatie. Dat blijkt uit onderzoek van de onderzoeksgroep Forensische Geestelijke Gezondheidszorg van GGzE (gelieerd aan Tilburg University), in opdracht van het WODC.
Een jeugdreclasseringsmaatregel kan worden opgelegd aan jongeren tussen de 12 en 23 jaar die een strafbaar feit hebben gepleegd of daarvan worden verdacht. Zij komen dan onder toezicht van de jeugdreclassering en worden, samen met hun ouders en netwerk, begeleid om te voorkomen dat ze opnieuw delicten plegen (recidiveren).
Samenwerking GGZ en jeugdreclassering versterken
Binnen de doelgroep van de jeugdreclassering zijn er vijf verschillende profielen te onderscheiden: twee met een hoog-risico profiel, twee met een matig-risico profiel en één groep met een laag-risico profiel. De belangrijkste verschillen tussen de profielen gaan over de geestelijke gezondheid van de jongeren en over de mate waarin sprake is van een onveilige thuissituatie. Zo hebben één van de hoog-risicogroepen en één van de groepen met een matig risico relatief vaak te maken met huiselijk geweld en mishandeling, terwijl zij ook kampen met agressie- of stemmingsproblemen. Uit het onderzoek blijkt dat deze jongeren soms ‘vast’ zitten bij de jeugdreclassering. GGz-hulp komt (te) langzaam op gang, waardoor er niet op tijd gewerkt kan worden aan risicofactoren. Om te zorgen dat jongeren met geestelijke gezondheidsproblemen zo snel mogelijk de juiste GGz-hulp krijgen, bevelen de onderzoekers aan om een traject te ontwikkelen waarbij meer samenwerking is tussen de zorg en het jeugdreclasseringstoezicht.
Ritax volledig benutten
De doelgroep van de jeugdreclassering is in kaart gebracht met gegevens uit het risicotaxatie-instrument Ritax. Met dit instrument ‘scoren’ jeugdreclasseringswerkers en/of medewerkers van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) risico- en beschermende factoren. Zo kunnen zij de rechter adviseren over welke maatregel of begeleiding een jongere nodig heeft. De onderzoekers constateren echter dat er vrij vaak informatie over bepaalde risicofactoren ontbreekt. Deze conclusie is in lijn met eerder WODC-onderzoek. Wanneer veel informatie ontbreekt, bestaat het risico dat de resultaten niet altijd aansluiten bij het beeld dat jeugdreclasseringswerkers - en de andere organisaties in de jeugdstrafrechtketen - hebben van jongeren. De onderzoekers bevelen dan ook aan om jeugdreclasseringswerkers hierop goed te blijven scholen zodat de betrouwbaarheid en de meerwaarde van de Ritax worden vergroot. Belangrijk hierbij is dat de Ritax, conform afspraak, landelijk wordt gebruikt.
Bijdrage aan uniforme methodiek jeugdreclassering
Het is van belang dat er niet alleen maar oog is voor de vijf gevonden profielen. Het is essentieel dat de jeugdreclasseringswerkers hun eigen deskundigheid gebruiken bij de uitvoering van het toezicht en de begeleiding en daarbij een landelijk uniforme werkwijze volgen. Zo’n werkwijze wordt momenteel ontwikkeld onder de naam Jeugdreclassering in Verbinding. Het huidige onderzoek heeft daaraan een belangrijke bijdrage geleverd door meer inzicht te geven in de doelgroep van de jeugdreclassering.