Discussie nodig over testen op alcohol/drugs bij geweldsmisdrijven
In hoeverre heeft het testen van verdachten van geweldsmisdrijven op het gebruik van alcohol en drugs effect op het strafrechtelijk traject? Leidt het tot een verbetering in de aanpak van geweld onder invloed van alcohol/drugs en heeft het invloed op hoe deze verdachten worden bestraft? Uit een evaluatie blijkt dat deze effecten niet konden worden vastgesteld. Wel bestaat het beeld dat het afnemen van de testen veel werk is en dat de testresultaten voor rechters en officieren van justitie beperkt relevant zijn. Daarmee vormt dit onderzoek voornamelijk een aanleiding voor een gesprek tussen de partijen binnen de strafrechtsketen over het belang van de inzet van deze testen.
Sinds 2017 is de Wet middelenonderzoek bij geweldplegers (WMG) van kracht. Op grond hiervan mogen opsporingsambtenaren verdachten van geweldsmisdrijven testen op het gebruik van alcohol en drugs, als er aanwijzingen zijn dat het geweld onder invloed hiervan is gepleegd. Het doel van de wet was onder andere dat rechters en officieren een positieve testuitslag konden gebruiken om aan te tonen dat er sprake was van een strafverzwarende omstandigheid. De WMG zou op deze manier moeten bijdragen aan het zwaarder bestraffen en daarmee het aanpakken van geweld gepleegd onder invloed van alcohol en/of drugs. Bureau Beke onderzocht in opdracht van het WODC in hoeverre de doelen van de WMG gerelateerd aan het strafrechtelijk traject worden bereikt.
Effect testen niet aan te tonen
Door een gebrek aan informatie van het Openbaar Ministerie (OM) en de rechtspraak was het niet mogelijk om aan te tonen in hoeverre de invoering van de WMG van invloed is geweest op het strafrechtelijk traject. Er waren te weinig strafdossiers die konden worden geanalyseerd en de dossierinformatie was voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen ontoereikend. Wel hebben interviews met medewerkers van de politie en rechters, aangevuld met informatie uit eerder onderzoek, geleid tot enkele relevante inzichten over de WMG.
Inzichten uit onderzoek
Uit beide onderzoeken blijkt dat de politie de WMG ziet als extra werk. Daarbij wordt regelmatig een vergelijking gemaakt met het testen van middelengebruik in het verkeer. Daar levert middelengebruik direct een strafbaar feit op, terwijl het bij geweld alleen een strafverzwarende omstandigheid zou kunnen zijn. Het bewijzen van een geweldsmisdrijf is op zichzelf vaak al veel werk en de strafverzwaring op basis van de WMG komt hooguit in beeld wanneer het lukt om het geweldsmisdrijf te bewijzen. En dat is lang niet altijd het geval.
Voor rechters speelt de WMG niet of nauwelijks een rol bij het bepalen van de straf voor geweldsmisdrijven. Zij zien middelengebruik als slechts één van de vele factoren waarmee rekening te houden is. Bovendien kunnen ook andere testen, zoals psychomotorische testen van een politieambtenaar volstaan als bewijs voor middelengebruik. Zij zien een positieve alcohol-/drugstest als een aanknopingspunt om met de verdachte in gesprek te gaan over eventuele persoonlijke problematiek en om op basis daarvan eventueel bijzondere voorwaarden op te leggen.
Mogelijke benutting uitkomsten onderzoek
Bovenstaande inzichten lijken voornamelijk een aanleiding te vormen voor een discussie binnen de strafrechtsketen over het belang van de inzet van de bevoegdheden in de WMG. In hoeverre is het zinvol om de schaarse capaciteit binnen de strafrechtsketen in te zetten voor deze testen? De beslissing om wel of geen testen af te nemen zal in iedere zaak door de politie moeten worden gemaakt, maar het lijkt verstandig om daarbij kennis te nemen van de kijk hierop door het OM en de rechtspraak.