Meerwaarde van bewaarde kentekengegevens door de politie het grootst in combinatie met andere opsporingsmiddelen
Het gebruik van bewaarde kentekengegevens door de politie is van grootste meerwaarde als deze gecombineerd worden met andere opsporingsmiddelen. Zo blijkt uit de evaluatie van de wet ‘Vastleggen en bewaren van kentekengegevens door de politie’ uitgevoerd door het WODC. In sommige opsporingsonderzoeken hebben de kentekengegevens de politie direct op het spoor gezet van specifieke verdachten. Uit de evaluatie volgen ook een aantal punten die aandacht behoeven van de uitvoerende partijen en wetgever.
Op basis van het nieuwe artikel 126jj Wetboek van Strafvordering is het voor de politie mogelijk om door middel van daarvoor aangewezen camera’s kentekengegevens van passerende voertuigen te registreren en op te slaan voor een periode van 28 dagen. Deze gegevens kunnen gedurende deze periode worden ingezien ten behoeve van de opsporing van een misdrijf of van voortvluchtige personen.
Meerwaarde voor opsporing
Uit de evaluatie uitgevoerd door het WODC komt naar voren dat in het grootste deel van de opsporingsonderzoeken de bevoegdheid informatie levert die in combinatie met andere opsporingsinformatie verder richting kan geven aan het opsporingsonderzoek. In sommige onderzoeken heeft de inzet van 126jj er direct toe bijgedragen dat specifieke verdachten in beeld kwamen. Zonder de inzet van 126jj zou het in deze specifieke zaken erg lastig of tijdrovend geweest zijn om de verdachten op andere wijzen te achterhalen. In de bewijsvoering speelt 126jj een beperkte rol. Daarbij moet worden opgemerkt dat nog maar een beperkt aantal zaken tot zitting is gekomen waarin 126jj is inge¬zet. Op basis van de evaluatie lijkt de meerwaarde van 126jj echter het grootst gedurende het opsporingsproces.
Inzet meestal conform het wettelijk kader
Uit het onderzoek komt naar voren dat de bevoegdheid grotendeels conform het wettelijk kader wordt ingezet. Er zijn twee punten gesignaleerd waarbij dat niet het geval is of was. Ten eerste zijn in drie opsporingsonderzoeken overzichtsfoto’s van voertuigen verstrekt waarop de inzittenden niet onherkenbaar zijn gemaakt. Ten tweede ontbreken in het cameraplan de onderliggende motivaties om camera’s die zijn aangewezen om te worden gebruikt voor die bevoegdheid. Ten slotte komen er uit de evaluatie een aantal aanvullende aandachtspunten, die hebben onder meer betrekking op: het tijdig op schrift stellen van telefonische bevelen, de logging en autorisaties van opsporingsambtenaren die de kentekengegevens bevragen, de toegestane foutmarge van 126jj-camera’s en de regels omtrent het opslaan van geleverde 126jj-gegevens.