Eerste monitor Wet langdurig toezicht verschenen
De Wet langdurig toezicht (Wlt) werkt in sommige gevallen zoals door de wetgever verwacht, maar in sommige gevallen zijn de resultaten anders dan verwacht. Dat blijkt uit het eerste monitoronderzoek naar de Wet langdurig toezicht, waarmee sinds 2017 langer toezicht kan worden gehouden op veroordeelden.
Het doel van de Wlt is het voorkomen van recidive van zeden- en zware geweldsdelinquenten met een gevangenisstraf en/of een maatregel terbeschikkingstelling (tbs). In de eerste monitor onderzocht het WODC de toepassingen van de wet van 2017 (toen de wet gedeeltelijk in werking trad) tot en met 2020. Dit rapport maakt onderdeel uit van een groter onderzoeksprogramma naar de werkzaamheid van de Wlt.
Ongemaximeerde voorwaardelijke beëindiging
De Wlt bestaat uit drie onderdelen. Het eerste deel gaat over de mogelijkheid tot ongemaximeerde verlenging van de voorwaardelijke beëindiging van de tbs-maatregel met verpleging. Het aantal keer dat werd gestart met voorwaardelijke beëindiging is in de eerste drie jaar van de Wlt gedaald. Dit is tegen de verwachting van de wetgever, die juist had verwacht dat dit zou toenemen. Verder verwachtte de wetgever dat het aantal keer dat een tbs-maatregel met verpleging wordt opgelegd zou afnemen, dat de behandelduur zou afnemen en dat meer tbs-maatregelen zouden eindigen. Uit de cijfers blijkt echter dat de tbs-maatregel met verpleging vaker werd opgelegd en dat er minder tbs-maatregelen eindigden. De behandelduur onder de Wlt is nog niet te bepalen.
Voorwaardelijke invrijheidstelling veroordeelden
Het tweede deel van de Wlt gaat over ex-gedetineerden uit het gevangeniswezen die voorwaardelijk in vrijheid zijn gesteld. Voor hen is de proeftijd bij de voorwaardelijke invrijheidstelling (vi) minimaal een jaar geworden en zijn er verlengmogelijkheden van de proeftijd mogelijk. De instroom van vi-zaken is in de eerste drie jaar van de Wlt groter dan in de jaren daarvoor. Er zijn ook meer veroordeelden die de gevangenis verlaten met een detentieduur van meer dan 1 jaar, waarmee deze stijging deels kan worden verklaard. Het aantal vi-zaken met bijzondere voorwaarden is in de eerste drie Wlt-jaren gedaald ten opzichte van de jaren daarvoor, in tegenstelling tot de verwachting van de wetgever. Daartegenover staat dat, in lijn met de verwachting van de wetgever, het gemiddeld aantal bijzondere voorwaarden per persoon is gestegen, net als het gemiddeld aantal bijzondere voorwaarden dat een vorm van zorg betreft. Het aantal verlengingen van de proeftijd in 2018 en 2019 komt overeen met de verwachtingen.
Gedragsbeïnvloedende en Vrijheidsbeperkende Maatregel
Het derde deel betreft een zelfstandige toezichtmaatregel, die kan worden opgelegd aan zowel gedetineerden als aan tbs-gestelden, de Gedragsbeïnvloedende en Vrijheidsbeperkende Maatregel (GVM). Het aantal opleggingen van de GVM in de eerste twee jaar van de Wlt is achtergebleven bij de verwachting van de wetgever, maar is in 2020 bijna verdubbeld ten opzichte van de verwachtingen. De GVM is in 2018 en 2019 voornamelijk opgelegd aan de door de wetgever aangeduide doelgroep van zeden- en geweldsdelinquenten, waarvan vier mogelijk ook uitreizende zedendelinquenten. De toepassing bij weigerende verdachten komt slechts één keer voor en bij terroristen is geen GVM opgelegd. Daarmee is de toepassing van de GVM bij deze laatste twee doelgroepen zodanig klein dat deze (nog) nauwelijks kan bijdragen aan de oplossing van de weigerproblematiek noch aan toezicht bij terroristen.
Gelijktijdig met dit onderzoek verschijnt ook de procesevaluatie van de Wet Langdurig Toezicht die is uitgevoerd in opdracht van het WODC.