Machtiging tot verplichte zorg buiten strafrecht in 2020-2022 minder vaak gegeven dan verwacht

Via artikel 2.3 van de Wet forensische zorg (Wfz), dat vanaf 2020 in werking is getreden, kan de strafrechter machtigen tot verplichte zorg buiten het strafrecht. In de periode 2020 tot en met 2022 zijn er 280 machtigingen afgegeven. Dat zijn er minder dan van tevoren werd verwacht. Opvallend is ook dat er grote verschillen zijn tussen rechtbanken als het gaat om de inzet van machtigingen. En dat na veel artikel 2.3 Wfz-machtigingen, die maximaal een half jaar duren, een opvolgende machtiging bij de civiele rechter wordt aangevraagd. Dat blijkt uit onderzoek van het WODC.

Uitvoering Wet forensische zorg

Het WODC doet onderzoek naar de uitvoering van de Wet forensische zorg (Wfz). Eén van de doelen van de Wfz is het verbeteren van de aansluiting tussen forensische zorg (zorg binnen een strafrechtelijk kader) en reguliere geestelijke gezondheidszorg (ggz). Daartoe is artikel 2.3 Wfz in het leven geroepen. Met dit artikel kan de strafrechter een zorginstelling voor geestelijke gezondheidszorg, verstandelijk gehandicaptenzorg of verslavingszorg machtigen om verplichte zorg te geven aan een persoon die niet meer op zijn plaats is binnen het strafrecht maar wel verplichte zorg nodig heeft.
In dit onderzoek presenteren wij gegevens over de toepassing van artikel 2.3 Wfz in de eerste drie jaar na inwerkingtreding en geven daarmee cijfermatig inzicht in de toepassing van dit artikel.

Belangrijkste uitkomsten

Artikel 2.3 Wfz werd in de onderzochte periode minder vaak per jaar toegepast dan zijn voorganger, artikel 37 van het wetboek van Strafrecht, terwijl het bredere toepassingsmogelijkheden heeft. Mogelijk komt dit doordat het veld nog voor uitdagingen staat wat betreft de toepassing van artikel 2.3 Wfz. Eerder WODC-onderzoek identificeerde een aantal van die uitdagingen.

Er waren grote verschillen tussen rechtbanken wat betreft het aantal verzoekschriften voor een machtiging dat werd ingediend. Mogelijk komt dit door verschillende professionele voorkeuren binnen de beroepsgroepen of verschillende kennis en expertise wat betreft het nog relatief nieuwe artikel 2.3 Wfz. Dit vraagt om aanvullend onderzoek.

De maximale duur van een machtiging via artikel 2.3 Wfz is een half jaar. We zagen dat relatief vaak een opvolgende machtiging voor verplichte zorg werd aangevraagd: voor ongeveer twee derde van de personen uit de onderzochte periode. Die aanvraag gebeurde dan bij de civiele rechter. Blijkbaar heeft een groot deel van de groep langer dan een half jaar verplichte zorg nodig.

Vooruitblik

Het WODC richt zich de komende tijd op het in kaart brengen van forensische zorgtrajecten en welke verplichte en vrijwillige zorg wordt ontvangen na uitstroom uit het strafrecht. Daarnaast wordt in samenwerking met de universiteit Leiden nader onderzoek gedaan naar de besluitvorming over het al dan niet toepassen van artikel 2.3 Wfz.