Evaluatie pilots biedt inzichten voor vernieuwing Wetboek van Strafvordering

Door middel van pilots is de afgelopen twee jaar ervaring opgedaan met enkele van de voorgenomen vernieuwingen in het Wetboek van Strafvordering. De evaluatie van deze pilots levert belangrijke inzichten op ten aanzien van de wijze waarop nieuwe strafvorderlijke bevoegdheden, procedures en werkwijzen in praktijk worden gebracht. Deze inzichten kunnen worden gebruikt bij de verdere vormgeving daarvan in het nieuwe Wetboek van Strafvordering. De onderzoekers doen in de rapporten concrete aanbevelingen over de wijze waarop de onderzoeksbevindingen kunnen worden gebruikt.

Sinds 2014 worden voorbereidingen getroffen om een nieuw Wetboek van Strafvordering tot stand te brengen. Als onderdeel daarvan is onder andere binnen de politie, het OM en de Rechtspraak de afgelopen twee jaar een vijftal pilots uitgevoerd op basis van de Innovatiewet Strafvordering. Door deze pilots heeft men in de praktijk ervaring kunnen opdoen met nieuwe wettelijke regelingen. Het WODC heeft de vijf pilots laten evalueren*. Bij elke pilot was de hoofdvraag of de werkwijze die in de pilot werd getest, effectief en efficiënt is en ook of aanpassingen in de nieuwe wettelijke regeling nodig zijn. Met de resultaten van het evaluatieonderzoek kan de vernieuwing van het wetboek verder worden vormgegeven.

Wat hielden de pilots in?

  • De mogelijkheid van het stellen van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad in strafzaken. Op deze manier kan de feitenrechter (die beslist welke feiten in het proces gelden en oordeelt over de betrouwbaarheid van het bewijsmateriaal) in een lopende strafzaak versneld een oordeel van de Hoge Raad verkrijgen. De feitenrechter doet vervolgens de strafzaak af met in achtneming van het oordeel van de Hoge Raad. Daarmee kan een rechtsgang via hoger beroep naar de Hoge Raad worden vermeden.
  • Het gebruik van een eindezaakverklaring bij mediation in strafzaken in de fase van de berechting. Bij een succesvolle mediation kan de rechtbank een eindezaakverklaring uitspreken waarna de zaak niet meer inhoudelijk behandeld hoeft te worden.
  • Het onderzoeken van gegevens na inbeslagneming van een apparaat zoals een smartphone. Het gaat daarbij specifiek om gegevens die na inbeslagname zijn vastgelegd op dit apparaat en gegevens die op een server elders zijn opgeslagen, die door middel van een netwerkzoeking kunnen worden onderzocht.
  • Het gebruik van een combinatie van een opname van beeld en/of geluid (AVR) met een verkort proces-verbaal daarvan. Het gaat in de pilot om camerabeelden, opnames van verdachtenverhoren en opnames van zittingen.
  • Het laten uitoefenen van bepaalde bevoegdheden door hulpofficieren van Justitie die naar huidig recht alleen aan officieren van justitie toekomen, te weten het vorderen van bepaalde soorten gegevens en het beslissen over teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de persoon bij wie het voorwerp in beslag is genomen.

Uitkomsten pilots in grote lijnen

In algemene zin kan worden gezegd dat de doorlooptijd van de pilots vrij kort was en dat dat mede van invloed was op de conclusies die kunnen worden getrokken over de pilots. Zo werden er nauwelijks prejudiciële vragen gesteld en was ook het gebruik van de eindezaakverklaring beperkt.  De mogelijkheid van het stellen van prejudiciële vragen werd wel als een nuttig instrument gezien om rechtsvragen in strafzaken aan de Hoge Raad te kunnen voorleggen. Voor de eindezaakverklaring bij mediation in strafzaken is gebleken dat dit instrument op zich kan werken, maar dat er onder andere praktische belemmeringen zijn en dat de wettelijke regeling nog onduidelijkheden bevat.
De bevoegdheden om onderzoek te kunnen uitvoeren naar gegevens na inbeslagneming, leveren een verbetering van de strafvordering op. De toepassing van deze bevoegdheden heeft in een substantieel aantal zaken gegevens opgeleverd die van belang waren voor de opheldering van strafbare feiten.
Het standaard voegen van camerabeelden bij de processtukken heeft eveneens toegevoegde waarde, maar het is daarbij wel van belang dat de camerabeelden voldoende uitvoerig worden beschreven in een proces-verbaal. Het verdient volgens de onderzoekers geen aanbeveling om standaard opnames van verdachtenverhoren en van zittingen in het procesdossier op te nemen, onder meer omdat de werklast daardoor sterk toeneemt.
De uitoefening van bevoegdheden door hulpofficieren van justitie wordt positief geëvalueerd. De snelheid waarmee beslissingen kunnen worden genomen, neemt toe, terwijl er geen aanwijzingen zijn dat de kwaliteit van de beslissingen in het algemeen te wensen over laat.

*Twee pilots zijn onderzocht door het Montaigne Centrum voor Rechtsstaat en Rechtspleging van de Universiteit Utrecht, in samenwerking met de Radboud Universiteit. De andere drie zijn onderzocht door onderzoeksbureau Dialogic in samenwerking met onderzoeksbureau De strafzaak.