Geef broers en zussen ook recht op smartengeld na misdrijf of ongeluk

Iemand die door een verkeersongeval blijvend ernstig gehandicapt raakt of een omstander die wordt doodgeschoten bij een overval. Zulke gebeurtenissen hebben een grote impact op de partner, kinderen of ouders van het slachtoffer. Daarom kunnen zij smartengeld krijgen volgens de Wet vergoeding affectieschade. Deze wet blijkt goed te werken. Dat broers en zussen in de regel geen aanspraak kunnen maken op deze vorm van smartengeld, is alleen slecht uit te leggen.

Dat blijkt uit een onderzoek van de Vrije Universiteit Amsterdam en de Universiteit Utrecht. Dit onderzoeksteam evalueerde, in opdracht van het WODC, de Wet vergoeding affectieschade die op 1 januari 2019 in werking is getreden.

Gerechtigden positief over wet

Uit de evaluatie blijkt dat naasten en nabestaanden positief zijn over het ontvangen van een vergoeding. Zij ervaren dit als een vorm van erkenning. Ook de opzet met een vaste kring van gerechtigden werkt (voor degenen die daartoe behoren). Net als de vaste bedragen, variërend tussen de 12.500 en 20.000 euro, afhankelijk van de relatie en de ernst van de gebeurtenis. De meeste gerechtigden begrijpen dat het een symbolisch bedrag is en dat de standaardisatie pijnlijke discussies voorkomt. Daarnaast ervaren ze  de doorlooptijd als goed en de afwikkeling als eerlijk. Gerechtigden geven het ontvangen van een affectieschadevergoeding gemiddeld een 7,9. Een bijzondere score, als men bedenkt hoe moeizaam het is om het verlies van een naaste te vertalen naar geld.

Kring van gerechtigden uitbreiden

Het belangrijkste knelpunt van de wet is de afbakening van de vaste kring van gerechtigden. Dat zijn nu kortgezegd: de partner, de kinderen en de ouders van het slachtoffer of een persoon met een vergelijkbare relatie tot het slachtoffer. Dat broers en zussen niet tot die kring horen, is wat het meest knelt, helemaal wanneer zij met het slachtoffer in gezinsverband samenwonen. Ook de Tweede Kamer heeft recent een motie aangenomen waarin opgeroepen wordt broers en zussen op te nemen in de kring van gerechtigden.

Dit knelpunt blijkt ook uit het feit dat broers en zussen het vaakst een beroep doen op de hardheidsclausule. Op basis van die clausule kan de rechter in uitzonderlijke situaties toch een vergoeding toekennen aan anderen. Van de 215 beroepen daarop tussen 2021 en 2023 waren er 160 van broers en zussen. In de praktijk blijkt de rechter vast te houden aan de keuze van de wetgever en terughoudend om te gaan met het toekennen van een vergoeding aan broers en zussen. Zo zijn er maar 28 van de 160 beroepen toegewezen in die periode.

Een oplossing kan zijn om de hardheidsclausule te verbreden, maar dat leidt tot onduidelijkheid en discussies in deze pijnlijke zaken. Net als de naasten en professionals die hebben deelgenomen aan het onderzoek, bevelen de onderzoekers aan om te kijken naar de opties voor het opheffen van het onderscheid tussen broers/zussen en andere gezinsleden door uitbreiding van de ‘vaste’ kring van gerechtigden. De onderzoekers benadrukken dat het niet eenvoudig is om die wens in een wettelijke regeling te gieten. Er moet gezocht worden naar werkbare, verdedigbare en uitlegbare onderscheidingen. Daarbij spelen belangrijke vragen als: gaat het om alle broers en zussen of alleen om degenen die in gezinsverband samenwonen met het slachtoffer? En telt alleen de juridische familieband of is het logischer om aan te sluiten bij de huidige realiteit van samengestelde gezinsvormen met half- en stiefbroers en -zussen?

Bedragen bijstellen en zorgvuldige communicatie

Een ander verbeterpunt dat uit het onderzoek naar voren komt is het periodiek verhogen van de standaardbedragen. Dit om te voorkomen dat de erkenning die in het schadebedrag besloten ligt, op den duur wordt uitgehold. De onderzoekers bevelen aan om de vergoeding affectieschade eens in de paar jaar aan te passen aan de inflatie en met afgeronde bedragen te (blijven) werken. Daarbij merken zij op dat er voor de huidige standaardbedragen sinds de inwerkingtreding van de wet nu een ‘achterstand’ is van 22%.

Daarnaast vragen de onderzoekers aandacht voor een zorgvuldige communicatie. Ondanks dat de zakelijke afhandeling goed verloopt, melden respondenten ook een afstandelijke en formele gang van zaken. Een betere informatievoorziening en meer empathische bejegening met oog voor de impact van de gebeurtenis kunnen bijdragen aan erkenning en zijn dus ook belangrijk voor een goede werking van de wet.