Kennisagenda Ondermijning
Met de Kennisagenda Ondermijning wil het ministerie van Justitie en Veiligheid meer kennis krijgen over de aard, omvang en ernst van ondermijnende criminaliteit en inzicht in de uitwerking van de aanpak daarvan. De kennisagenda is een samenwerking tussen het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) en het Directoraat-Generaal Ondermijning (DGO) van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
In de Kennisagenda Ondermijning ligt de focus op georganiseerde criminaliteit in relatie tot drugshandel/-productie, criminele geldstromen en de aanpak van deze criminele activiteiten.
De Kennisagenda Ondermijning heeft drie functies:
- Systematische analyse van bestaande kennis en bundeling en vertaling naar actuele vraagstukken zoals die bij beleidsmakers of professionals in de praktijk leven;
- Nieuw empirisch onderzoek ter beantwoording van openliggende kennisvragen;
- Monitoring van kwantitatieve gegevens, zoals drugsgebruik, -productie, -smokkel en -prijzen en cijfers ten aanzien van opsporing, vervolging en afpakken.
Contactpersoon Kennisagenda Ondermijning: Marlou Tibbe
Meer informatie en achtergrond is te vinden in de Bijlage Kennisagenda Ondermijning
Afgeronde onderzoeken
Uitgevoerd door het WODC. Gepubliceerd in april 2024
Het doel van de derde National Risk Assessments (NRA) Witwassen (project 3350) en Terrorismefinanciering (project 3352) voor Europees Nederland is drieledig. Allereerst hebben de onderzoeken als doel om de in 2022 actuele witwasdreigingen en dreigingen op het terrein van terrorismefinanciering (tf) met de grootste potentiële impact te laten identificeren door vertegenwoordigers van de relevante publieke en private expertorganisaties op het gebied van witwassen en terrorismefinanciering. Ten tweede moeten de onderzoeken meer inzicht bieden in de aard en mechanismen van de geïdentificeerde grootste witwas- en tf-dreigingen. Tot slot moeten de NRA’s de weerbaarheid van het beleidsinstrumentarium ter preventie en bestrijding van de grootste witwas- en tf-dreigingen in kaart brengen. Door het combineren van de expert-inschattingen van de potentiële impact en de weerbaarheid bieden de NRA’s een geactualiseerd inzicht in de grootste witwas- en tf-risico’s in Nederland, geordend naar de resterende impact die deze risico’s kunnen hebben.
Uitgevoerd door Erasmus School of Law en VU Amsterdam. Gepubliceerd in juni 2023
Centraal in dit onderzoek staat de vraag welke lessen uit het Italiaanse “41bis-regime” kunnen worden getrokken voor de Nederlandse wetgeving gericht op het terugdringen van crimineel handelen vanuit detentie. Beantwoording van de vraagstelling moet het mogelijk maken werkzame bestanddelen van de Italiaanse regeling voor het Nederlandse penitentiaire stelsel te identificeren en een inschatting te kunnen maken van het nut, de noodzaak, de wenselijkheid en de (juridische) haalbaarheid van de introductie van vergelijkbare maatregelen in het Nederlandse recht. Het onderzoek is ook nodig om de beleidsmatige en juridische opvolging die hieraan wordt gegeven af te stemmen met de praktijkorganisaties en het parlement.
Uitgevoerd door de Rijksuniversiteit Groningen. Gepubliceerd in juni 2023
De probleemstelling die in deze studie centraal staat, luidt als volgt: “Hoe ziet de Italiaanse strafrechtelijke en strafvorderlijke wet- en regelgeving specifiek gericht op de aanpak van de maffia eruit, wat betekent dit voor de opzet en inhoud van de aanpak van georganiseerde criminaliteit, wat is de toegevoegde waarde van de betreffende wet- en regelgeving voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit en in hoeverre bestaan de verschillende onderdelen van deze wet- en regelgeving – of equivalenten daarvan – in de Nederlandse wet- en regelgeving?”
Het voorgenomen onderzoek moet in kaart brengen hoe de Italiaanse strafrechtelijke en strafvorderlijke wet- en regelgeving specifiek gericht op de aanpak van de maffia eruitziet en wat dit betekent voor de opzet en inhoud van de aanpak van georganiseerde criminaliteit (opsporing, vervolging, berechting en detentie) in Italië. Ook moet het onderzoek inzichtelijk maken wat de toegevoegde waarde van de betreffende wet- en regelgeving is voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit in Italië en in hoeverre de verschillende onderdelen van deze wet- en regelgeving – of equivalenten daarvan – in de Nederlandse wet- en regelgeving bestaan.
Bij ‘toegevoegde waarde’ van de Italiaanse strafrechtelijke en strafvorderlijke wet- en regelgeving gaat het enerzijds om wat de wetenschappelijke literatuur hierover meldt en anderzijds om de ervaringen dan wel inschattingen van Italiaanse juridische wetenschappers en praktijkdeskundigen op het terrein van opsporing, vervolging, berechting en detentie.
De onderzoeksresultaten vormen de basis voor nieuwe beleidsinitiatieven (of wetgevingstrajecten) en/of eventuele vervolgonderzoeken die duidelijk moeten maken in hoeverre en op welke wijze bepaalde onderdelen van de Italiaanse strafrechtelijke en strafvorderlijke wet- en regelgeving in Nederland toepasbaar gemaakt kunnen worden.
Uitgevoerd door Erasmus Universiteit Rotterdam. Gepubliceerd in mei 2023
De volgende vraag staat centraal in dit onderzoek: “In hoeverre en op welke wijze faciliteert de Nederlandse overheid onbewust en/of onbedoeld de georganiseerde drugscriminaliteit en hoe kunnen deze vormen van overheidsfacilitering worden voorkomen en/of tegengegaan?” In het onderzoek wordt in kaart gebracht wat de binnen- en buitenlandse literatuur hierover meldt, wat de opvattingen van wetenschappers hierover zijn en wat de ervaringen van publieke en private partijen hiermee zijn.
Uitgevoerd door RAND Europe. Gepubliceerd in januari 2023
De vraag die centraal staat in dit onderzoek luidt: “Wat is er uit de wetenschappelijke literatuur bekend over de effectiviteit van preventieve instrumenten ten aanzien van georganiseerde criminaliteit, evenals de financiële kosten en baten en de mogelijkheden tot verbetering van die instrumenten?” Na een uiteenzetting van de diverse typen preventieve instrumenten moet –voor zover mogelijk op basis van de literatuur– per instrument worden ingegaan op de effecten, financiële kosten en baten en mogelijkheden tot verbetering van die instrumenten.
Uitgevoerd in samenwerking tussen Universiteit Maastricht en Erasmus Universiteit Rotterdam. Gepubliceerd in december 2022
De “Toekomstagenda ondermijning” en het regeerakkoord “Vertrouwen in de toekomst” van het kabinet Rutte-III formuleren ambities om de aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit te versterken. De gewenste versterking van de aanpak moet in de periode van begin 2019 tot en met eind 2021 concreet gestalte krijgen in de vorm van een meerjarig programma op basis van de in 2018 opgestelde integrale versterkingsplannen van de tien Regionale Informatie- en Expertise Centra (RIEC) regio’s en de betrokken landelijke organisaties. Deze versterkingsbeweging komt in aanvulling op de reeds bestaande/reguliere aanpak van georganiseerde criminaliteit. Inhoudelijk ligt de focus binnen de aanpak van ondermijning op het terugdringen van de drugsindustrie en alle symptomen die hiermee samenhangen (dus bijvoorbeeld ook de problematiek van drugsafvaldumpingen en witwassen). De versterkingsbeweging krijgt vorm met een programma Anti-Ondermijning.
Deze meerjarige evaluatie wordt opgezet volgens de methode van ‘lerend evalueren’, waarbij de focus ligt op de component van het actiegericht leren. Het onderzoek brengt in kaart wat de succes- en faalfactoren zijn bij de uitvoering van de plannen en projecten, de leerervaringen en lessen, kennisvragen of veranderkundige vragen. Om overstijgende inzichten te kunnen genereren, wordt gekozen voor een thematische evaluatie (geclusterde thema’s).
De tussenrapportage is in juni 2021 gepubliceerd.
Uitgevoerd door Bureau Ateno. Gepubliceerd in december 2022
Het onderzoek biedt inzicht in de mogelijkheden tot en de meerwaarde van deling van informatie over crimineel pandgebruik: enerzijds tussen verhuurders onderling en anderzijds door verhuurders aan opsporingsdiensten. Bij ‘crimineel pandgebruik’ kan het gaan om handel, productie en/of opslag van illegale of gestolen producten en slachtoffers van seksuele uitbuiting of arbeidsuitbuiting. Eerst moet uiteengezet worden over welk soort informatie over crimineel pandgebruik verhuurders beschikken. Daarna moet inzichtelijk worden gemaakt in hoeverre verhuurders bereid zijn die informatie met andere verhuurders en opsporingsdiensten te delen. Ook wordt bezien in hoeverre deze informatie juridisch gezien gedeeld mag worden. Er wordt bovendien bekeken naar de mate waarin en de wijze waarop het delen van die informatie naar verwachting bijdraagt aan de preventie van slachtofferschap van andere verhuurders en het voorkomen en/of beperken van (ondermijnende) criminaliteit. Tot slot moet het onderzoek in kaart brengen welke praktische en juridische knelpunten en risico’s (kunnen) spelen bij de informatiedeling, in hoeverre en op welke wijze daarmee omgegaan kan worden en welke –al dan niet juridische– randvoorwaarden aan de informatiedeling gesteld kunnen worden.
Uitgevoerd door Bureau Beke.
Dit onderzoek bestaat uit drie fasen:
- Kennissynthese: Er wordt in kaart gebracht wat er in de literatuur bekend is over ingroeimechanismen en rekruteringsprocessen van jongeren in de georganiseerde criminaliteit. Hierbij wordt onder meer ingegaan op risicofactoren en beschermende factoren. De onderzoeksvraag die in deze fase centraal staat, luidt: “Wat is er vanuit bestaande reviews en nieuw onderzoek bekend over ingroeimechanismen en rekruteringsprocessen van jongeren in de georganiseerde criminaliteit?” Uit deze fase is een deelrapportage voortgekomen.
Dit onderdeel is op 7 maart 2022 gepubliceerd. - Praktijkinventarisatie van aanpakken, toetsing en behoefte van plannen van gemeenten: Deze plannen worden getoetst aan de uitkomsten van de kennissynthese. De onderzoeksvraag die in deze fase centraal staat, luidt: “Welke initiatieven van acht Nederlandse gemeenten zouden moeten bijdragen aan het tegengaan van rekrutering van jongeren en op welke wijze?”
Dit onderdeel is op 10 oktober 2022 gepubliceerd. - Vertalen en implementeren: Hierbij zullen adviseurs van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) aansluiten. Samen met Bureau Beke wordt het kennismodel –do’s and don’ts en werkzame bestanddelen- vertaald naar een toegankelijk kennisproduct. De onderzoeksvraag die in deze fase centraal staat, luidt: “Hoe kan de wetenschappelijke kennis bijdragen aan het effectie(f)ver maken van beleid, programma’s en interventies bij de aanpak van rekrutering van jongeren?
Dit onderdeel is op 10 oktober 2022 gepubliceerd.
Uitgevoerd door DSP-groep. Gepubliceerd in juli 2022
Het doel van het onderzoek is om tot een shortlist van kwantitatieve indicatoren te komen die onderdeel kunnen worden van een toekomstige monitor op het terrein van drugscriminaliteit en daarop gerichte overheidsinterventies. Deze monitor moet enerzijds inzicht bieden in ontwikkelingen op het gebied van drugsmarkten (zowel de vraag- als aanbodzijde) en drugsgerelateerd geweld in Nederland; anderzijds moet het inzicht bieden in de gerealiseerde output (resultaten) en –voor zover mogelijk- outcome (effectiviteit) van overheidsinterventies gericht op de preventie en repressie van drugscriminaliteit.
Hoewel er al veel drugsgerelateerde data worden verzameld, bestaat op dit moment nog geen integraal, periodiek beeld van ontwikkelingen op het terrein van drugscriminaliteit en daarop gerichte overheidsinterventies. Ook ontbreekt een goed beeld van de relatie (of het ontbreken daarvan) tussen de diverse drugscriminaliteitscijfers en de output van ingezette interventies. Evenmin is het momenteel duidelijk in hoeverre er aan de hand van indicatoren iets gezegd kan worden over de outcome van overheidsinterventies gericht op de preventie en repressie van drugscriminaliteit. Met het oog op een evidence informed policy en een versterkte aanpak van ondermijning wil het programma-Directoraat-Generaal Ondermijning (pDGO) van het ministerie van JenV, zoals gezegd, een periodieke monitor op het terrein van drugscriminaliteit en daarop gerichte overheidsinterventies tot stand brengen. Het voorgenomen onderzoek vormt de eerste stap bij de totstandkoming van een dergelijke monitor.
Uitgevoerd door Universiteit Tilburg. Gepubliceerd in juli 2022
In dit onderzoek staat de volgende vraag centraal: “Welke factoren bepalen het vestigingsklimaat voor drugshandel, in welke mate zijn deze factoren meetbaar en beïnvloedbaar en hoe manifesteren die factoren zich in Nederland?”
Op basis van systematisch literatuuronderzoek dient er een model ontwikkeld te worden van het vestigingsklimaat voor illegale drugshandel. Er vindt een inventarisatie plaats van factoren die een rol kunnen spelen bij de vestiging van drugscriminelen in een land ten behoeve van de handel (productie en/of doorvoer) in drugs. Er wordt ook bekeken in hoeverre deze factoren meetbaar zijn. Vervolgens wordt beoordeeld of deze factoren mogelijk (beleidsmatig) te beïnvloeden zijn om op die manier illegale drugshandel te voorkomen of tegen te gaan. Tot slot wordt ingeschat in hoeverre en op welke wijze de factoren uit het model een rol spelen bij de vestiging van drugscriminelen in Nederland.
Uitgevoerd door Directoraat-Generaal Ondermijning (DGO). Gepubliceerd in september 2021
Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Landelijk Informatie- en Expertisecentrum (LIEC). Op 8 september 2021 vond de bijeenkomst plaats waar officieel het startsein werd gegeven voor de Landelijke Fenomeentafel ‘Ondermijning in de vastgoedketen’. Meer informatie is te vinden in het Verslag bijeenkomst start Landelijke Fenomeentafels Ondermijning.
Het LIEC had aan DGO gevraagd een literatuurscan uit te voeren naar de rol van vastgoed bij de georganiseerde misdaad. Dit rapport is daaruit voortgekomen. Het rapport bestaat uit drie delen. In het eerste deel wordt beschreven hoe het beleid op het gebied van de georganiseerde misdaad in Nederland zich de afgelopen decennia heeft ontwikkeld en wordt kennis over de logistiek van georganiseerde misdaad geboden die als basisinformatie nuttig kan zijn. In het tweede deel volgt een beschrijving van de uitkomsten van een literatuurscan over ondermijning in de vastgoedketen. In het derde deel volgt de bijlage “Overzicht van maatregelen/interventies per vastgoedsector” die in kaart brengt welke maatregelen, interventies, samenwerkingsverbanden enzovoorts beschikbaar zijn op het ‘exploitatieterrein’ van vastgoed. Het gaat daarbij in deze bijdrage om de rol van vastgoed als gelegenheidsschepper voor het uitvoeren van criminele activiteiten, zoals het opslaan van illegale goederen. In het rapport wordt dit nader toegelicht. Belangrijk om te vermelden is dat het rapport niet gaat over de speculatieve rol van vastgoed, wat kort gezegd neerkomt op de rol van vastgoed als investeringssector en witwasmachine.
Uitgevoerd door DSP-groep & Universiteit Tilburg. Gepubliceerd in juni 2021
Het doel van dit onderzoek is het bieden van inzicht in de Nederlandse aanpak van georganiseerde drugscriminaliteit sinds de Drugsnota uit 1995. Het onderzoek brengt in kaart welke beleidskeuzes er op landelijk niveau in de afgelopen 25 jaar zijn gemaakt op het gebied van de strafrechtelijke, financiële en bestuurlijke aanpak van georganiseerde drugscriminaliteit. Daarbij wordt ook ingegaan op de onderbouwing van bepaalde keuzes die zijn gemaakt, de inhoud en uitvoering van de aanpak en wat er bekend is over de effectiviteit van de aanpak.
De centrale vraag in het onderzoek luidt: “Wat kan gezegd worden over de gemaakte beleidskeuzes en de uitvoering en implementatie daarvan wat betreft de strafrechtelijke, financiële en bestuurlijke aanpak van georganiseerde drugscriminaliteit, de onderbouwing van deze keuzes en de effectiviteit van de aanpak in de periode 1995-2020?”
Lopende onderzoeken
Uitgevoerd door het WODC (Kennislijn Rechtshandhaving).
In recente jaren is het gebruik van ondergronds bankieren toegenomen. Een trend die in Europa wordt gesignaleerd door Europol, maar ook in Nederland door de politie en De Nederlandse Bank. De Nederlandse overheid heeft de aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit en de daaruit voortvloeiende inkomsten geprioriteerd. Georganiseerde criminaliteit zoals drugshandel is grotendeels financieel gedreven en de bestrijding zou zich dan ook moeten richten op het frustreren van financieel gewin.
Dit onderzoek beoogt actueel inzicht te bieden in de aard van het fenomeen ondergronds bankieren in Nederland, met een specifieke focus op crimineel ondergronds bankieren (ondergronds bankieren met crimineel verkregen geld of ondergronds bankieren met legaal geld voor criminele doeleinden). Er zal onder meer worden gekeken naar de verschillende verschijningsvormen, de onderlinge relaties en rollen van ondergrondse bankiers(netwerken), de werkwijze, en de relatie tussen ondergronds bankieren en georganiseerde drugscriminaliteit. Ook zal worden bekeken of er over de tijd een ontwikkeling te zien is in de aard van het fenomeen, bijvoorbeeld in de wijze waarop ondergrondse bankiers te werk gaan. Hiervoor zullen onder andere opsporingsdossiers worden bestudeerd en sleutelinformaten worden geïnterviewd. Er kan ook gebruik worden gemaakt van oude zaken uit het databestand van de Monitor Georganiseerde Criminaliteit van de Kennislijn Rechtshandhaving.
De inzichten uit dit onderzoek kunnen een relevante bijdrage leveren aan de aanpak van ondergronds bankieren. Het rapport wordt in de zomer van 2023 verwacht.
Uitgevoerd door Nederlands Studiecentrum voor Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR) en Vrije Universiteit Amsterdam (VU) en Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) en Universiteit Leiden (UL).
In de afgelopen jaren zijn enkele OMG’s civielrechtelijk verboden. Het voorgenomen onderzoek heeft als doel om inzicht te bieden in de effecten van het civiele verbod op OMG’s. Zo moet het onderzoek in kaart brengen welke bedoelde en onbedoelde (neven)effecten het civiele verbod op OMG’s heeft voor onder meer de zichtbaarheid van de verboden OMG’s en hun (voormalig) leden in de openbare ruimte of elders, de mate waarin zij lid zijn geworden van ‘voortzettingsvormen’ van verboden OMG’s, niet-verboden OMG’s, nieuw opgerichte OMG’s of ‘brotherhoods’ en het mogelijk continueren van criminele activiteiten. Het onderzoek moet leiden tot aanbevelingen ten aanzien van de aanpak van OMG’s vanuit een breed integraal (beleids)perspectief (strafrechtelijk, civiel, bestuurlijk en fiscaal). Ook kan het onderzoek lessen opleveren ten behoeve van de aanpak van daders van andere vormen van criminaliteit in georganiseerd verband.
Het onderzoek is relevant voor alle organisaties die een rol spelen bij de integrale aanpak van OMG’s, waaronder het Openbaar Ministerie, de politie, de Belastingdienst, de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, Koninklijke Marechaussee, gemeenten, de Regionale Informatie- en Expertise Centra (RIEC’s) en het Landelijke Informatie- en Expertise Centrum (LIEC). Tot slot is het onderzoek relevant voor wetenschappers en journalisten op het terrein van OMG’s, criminele samenwerkingsverbanden en georganiseerde misdaad.
Uitgevoerd door Regioplan.
In Nederland volgen tal van monitors de ontwikkelingen op het gebied van drugs; ook verschijnen er in hoog tempo (wetenschappelijke) publicaties op dit terrein. De Nationale Drug Monitor (NDM) biedt een actueel overzicht in deze grote stroom van informatie. Het onderzoek maakt de meest recente ontwikkelingen (inclusief een duiding daarvan door wetenschappelijke en operationele experts) op het terrein van druggerelateerde criminaliteit, overlast, wetgeving en beleid inzichtelijk. De probleemstelling van het onderzoek is als volgt: Welke nieuwe informatie is beschikbaar voor de betreffende NDM-hoofdstukken en EMCDDA Workbooks, welke relevante nieuwe ontwikkelingen zijn waarneembaar en hoe kunnen deze geduid worden?
Doel van het voorgenomen onderzoek is drieledig:
- Het updaten van de informatie in de drie hoofdstukken ‘Wetgeving, beleid en preventie’, ‘Illegale handel, bezit en productie’ en ‘Criminaliteit en overlast’ op de website Nationale Drug Monitor, inclusief het beschrijven en – voor zover mogelijk – het duiden van relevante nieuwe ontwikkelingen. Informatie dient in ieder geval in het laatste kwartaal van zowel 2023 als 2024 en zo mogelijk ook – afhankelijk van de beschikbaarheid van nieuwe informatie – halverwege de betreffende jaren geüpdatet te worden.
- Het updaten van de informatie in de vier Engelstalige Workbooks Drug market and crime workbook, Prison workbook, Legal framework workbook en Drug policy workbook van de European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction (EMCDDA) in 2023 en 2024, inclusief het beschrijven en – voor zover mogelijk – het duiden van relevante nieuwe ontwikkelingen;
- Het updaten van drie tabellen in het Nederlandse hoofdstuk van het European Drug Report (EDR) van de EMCDDA in 2023 en 2024. Het betreft de tabellen ‘Reports of drug law offences’, ‘Drug use among prisoners’ en ‘Number and quantity of seizures of illicit drugs’.
Bij dit onderzoek dienen de resultaten van het onderzoek naar indicatoren drugscriminaliteit en daarop gerichte overheidsinterventies in Nederland (uitgevoerd door DSP-groep in 2022) nadrukkelijk betrokken te worden.
Uitgevoerd door Bureau Ateno
Kwetsbare branches, zoals de persoonlijke verzorgingsbranche (die onder meer uit kapperszaken en nagelstudio’s bestaat), kunnen door criminelen misbruikt worden voor hun criminele activiteiten. Door criminele infiltratie in een branche kan criminaliteit gefaciliteerd en in stand worden gehouden, bijvoorbeeld omdat een bedrijf als dekmantel dient voor de import van chemicaliën ten behoeve van drugsproductie. Ook kan het zorgen voor oneerlijke concurrentie tussen bonafide en malafide ondernemers, omdat die laatste over meer (crimineel) kapitaal beschikken. Door bepaalde kenmerken van een branche bestaat een verhoogd risico op het onbewust dan wel bewust faciliteren of uitvoeren van criminele activiteiten en het fungeren als dekmantel voor criminele activiteiten.
Het maatschappelijk beeld is dat er binnen de persoonlijke verzorgingsbranche veel dekmantelconstructies bestaan. Bij criminele activiteiten kan het gaan om (voorbereidingen van) drugsproductie en/of -opslag, het witwassen van crimineel geld en andersoortige criminaliteitsvormen zoals mensenhandel. In hoeverre dit maatschappelijke beeld strookt met de werkelijkheid, is op basis van bestaand onderzoek niet duidelijk.
Het voorgenomen onderzoek moet inzicht bieden in de aard, omvang en mechanismen van verschillende criminaliteitsvormen binnen de persoonlijke verzorgingsbranche en moet duidelijk maken op welke manieren de weerbaarheid van deze branche tegen de betreffende criminaliteitsvormen, verhoogd kan worden. Daarmee biedt het onderzoek een basis om beleidsmatig op te treden en de branche weerbaarder te maken. Ook kunnen de onderzoeksresultaten door publieke en private partijen die een rol (kunnen) spelen bij de preventie en/of repressie van de betreffende criminaliteitsvormen, gebruikt worden in hun werkzaamheden.